Een bibliofiele brief uit Leuven aan kanunnik Geraard Dominicus de Azevedo Coutinho y Bernal (3 juli 1771)
door
Hugo Verstrepen
Ook beschikbaar in PDF-formaat: http://www.mechelsehistorischetijdingen.be/artikels/PDF/2.pdf .
Bron
Transcriptie
De bestemmeling: kanunnik G. D. de Azevedo Coutinho y Bernal
De afzender: kanunnik Otto Henricus de Launoy
Ontleding
Eindnoten
naar boven Het Mechels stadsarchief bewaart een band waarin allerlei notities ingebonden werden, getiteld Matériaux Recueillis par De Azevedo, Van den Nieuwenhuijse, De Vivario, Rijmenans et Autres Antiquaires de Malines parmi les quels sunt Varia Sine Ordine dispersa pour former une histoire Nationale1. Qua naam een hele boterham, terwijl de inhoud vooral interessant is voor de zestiende eeuw. Het is niet allemaal even duidelijk wie wat geschreven heeft, maar dat de G. D. de Azevedo er voor iets tussen zat, wordt bewezen doordat enkele notities op de achterkant van een brief staan, die daardoor mee bewaard werd. De Latijnse nota's2 op de achterkant handelen over de rond 1498 in Mechelen of Heist3 geboren Martinus Cuperus4, wijbisschop van Kamerijk en abt van St.-Crispijn.
naar boven De originele brief interesseert ons uiteraard meer. Hij werd geadresseerd aan “Mijn heer / Mijn Heer De Azevedo / Proost der Collegiale &c / Tot Mechelen” en werd bezorgd “par ami”. Laat ons eerst de transcriptie geven (met juist wat aanpassing van de leestekens):
Mijn Heer,
Come met occasie desen te schrijven U Ed<ele> wenschende eene vrolijke Kermisse. Alsoo het den tijt is van de Thienden te verpachten, soo en schicke de selve niet te sien, maer daer naer. Tot Brussel is de auctie der Boeken van den Grave Cobenzl seer dier gepasseert, soo dat ik wijnig bekomen hebbe. Sonnius is vercoght 13 guld<en>s, et sic de reliquis conjectura esto.
D'Heer Sauvage is den 25 junij overleden, en als Canonik 27a bij ons begraven.
Van onsen anderen Confrêer wort seer wijnig gesproken, en wijnige hope gelaeten tot justificatie, al ist dat den H<ee>re Grave Limminge seer sterk werkt. Si verum sit, quod imploraverit Clementiam Principis pro perpetuo carcere, ut asserit D. Vandermaesen, ergo crimen faretur; quid inde nisi …. Den tijt sal leeren, utinam meliora!
Hebbe van Brussel mede gebraght Didaci Saavedræ Sijmbola &c in folio alwaer veel emblemata, maer en wete niet oft het die saude sijn der Paters Jesuiten in Imagine Ii Sæculi. Desen boeck is tot Brussel gedruckt anno 1649, ergo 9 jaeren later. Wij sullen met'er tijt de selve examineren. Ondertusschen blijve met alle offers van respect en dienst.
Mijn Heer
UE<deler> ootm<oedige> en onderdanigen
Dienaer O. H. De Launoij
Loven den 3 julij 1771.
naar boven
De bestemmeling kennen we allemaal:
het kan over niemand anders gaan dan kanunnik Geeraard Dominicus de
Azevedo Coutinho (of Continho)
y Bernall, proost van het collegiaal kapittel van
O.L.Vrouw-over-de-Dijle te Mechelen5.
Deze auteur van de Historische saemenspraeke
en de Mechelsche chronycke
(aangevuld met de Oudheden)
wordt nog veel geraadpleegd door de Mechelse
historici. Het was zogezegd maar een kroniekschrijver, maar hij
raadpleegde wél heel veel oudere kronieken en originele
bronnen, zodat we hem gerust een voorloper en grondlegger van de
moderne geschiedschrijving mogen noemen6.
[ets
van kanunnik Geraard Dominicus de Azevedo Coutinho y Bernal (1712-1782]
naar boven De afzender is minder bekend en niet alleen in Mechelen: het gaat om de Leuvense kanunnik Otto Henricus de Launoy. Hij staat als Lovaniensis vermeld in een programma van het Heilige Drievuldigheidscollege te Leuven, toen hij daar in 1733 zijn derde studiejaar van de humaniora afgemaakt had (hij werd slechts zevende op elf in deze figura major)7. J. Smeyers8 vermeldt hem (° 1721 – †1755) bij het “Religieus-moraliserend werk” met twee hagiografische werkjes. Het eerste (1770) was het Wonderlyk leven van de H. Maghet Hiltrudis. De volledige titel leert ons wat de aanleiding was (het Leuvense Sint-Pieterskapittel kreeg dat jaar een deeltje van haar relikwieën) en de inhoud wat hij ermee te maken had: het kapittel had op 25 augustus twee afgevaardigden naar Liessies gezonden om het “merkelyk gebeente” uit handen van de abt in ontvangst te nemen; één ervan was koordeken J. B. Zegers en de andere was “O. H. De Launoy Canonik, die van het maegschap was, van den voorseyden Heere Prelaet Antonius Van Winghe”9. Deze laatste (zalig verklaard en een steunpilaar10 van de Bollandisten met hun Acta Sanctorum) was daar abt van 1610 tot aan zijn overlijden in 1637. Dit boekje was dus een jaar vóór onze brief verschenen en twee jaar na zijn eerste werk zag een tweede11 het daglicht: Korte historie en levens der SS. Martelaers van Gorcom12. Zijn vermeldingen worden nog gebruikt voor onderzoek13, maar zoals hij zelf opgaf, haalde hij de mosterd bij de beroemde Estius14 (die een neef van de opgehangen gardiaan was) e.a. De aanleiding was uiteraard de 200ste verjaardag van hun martelarij. Waarom hij dit nu juist wou of mocht schrijven, hebben we nog niet letterlijk kunnen vinden, maar misschien was het een combinatie van de algemene goedkeuring van zijn vorige werkje met het feit dat de Leuvense minderbroeders een bijzondere ijver wilden betonen (onze eigen J. J. de Munck15 beschreef het) en van de paus een bulle gekregen hadden voor een volle aflaat, gedurende 15 dagen in hun kerk te verdienen. Om die missen op te dragen hadden de paters “alle besondere persoonen” verzocht en tussen die “seer Eerweerde ende uytstekende mannen” zien we voor de tweede dag al staan: “Tot de Misse den Heere Otto de Launoy Licentiaet in de rechten Canonick van St. Peeters”16.
naar boven Ontleden we nu verder de inhoud van de brief, dan zien we dat onze Leuvenaar voorlopig niet op bezoek kan komen, omdat het tijd is om de tienden te verpachten. Hij wenst zijn collega wel een vrolijke kermis toe, wat uiteraard slaat op wat we nu nog kennen als “de julifoor”, juister natuurlijk het “kerkfeest” van de patroonheilige van onze primatiale kerk, Sint-Rombout, wiens feestdag ooit verplaatst werd van 24 juni (de dag waarop hij zou gestorven zijn, maar tevens de feestdag van Sint-Jan de Doper), naar de octaafdag ervan, 1 juli dus17. “Bamiskermis” is al van in 2001 teniet gegaan18. We zouden kunnen vermoeden dat de kanunnik vnl. aan de kerkelijke viering dacht, maar hij schrijft toch: “wenschende eene vrolijke Kermisse” en “vrolijk” heeft altijd “opgewekt, blij” betekend; Kiliaan vertaalde “vrolick” reeds als “lætus, hilaris, gaudens, lætabundus, serenus”19.
Hij verhaalt verder hoe hij in Brussel niet veel heeft kunnen bekomen op de verkoopdag van de boeken van graaf Cobenzl, omdat ze te duur waren. Het gaat hier over Karel Johan Filip, graaf van het Heilige Roomsche Rijk en van Cobenzl, de tweede der gevolmachtigde ministers die Wenen naar Brussel stuurde om de echte leiding over bestuur waar te nemen, de rol van de landvoogd herleidend tot het uiterlijke van het gezag20. De voor de rest heel bekwame man man had zoveel geld verkwist aan kunst21, dat zijn weduwe alle bezittingen moest verkopen (wat slechts volstond voor een derde van de schulden), want de keizerin had al tweemaal geholpen en slechts de landvoogd hielp haar nu met een som geld22.
Met “Sonnius”23 (of Frans Van de Velde) wordt een werk van de eerste bisschop van Antwerpen bedoeld (vanaf 1569-157024). Hij publiceerde wat pastorale werken25 over de sacramenten en het kerkelijk onderricht der jongeren, maar was vooral bekend voor zijn werk Demonstrationum religionis Christianæ, tot verdediging van de katholieke godsdienst (waarmee hij zich had laten opmerken en dat trouwens al in 1557 uitgegeven werd, i.p.v. in 1562 zoals de biografieën beweren26) en zijn Succincta demonstratio27 dat hij als bisschop van 's Hertogenbosch (aangesteld 1560, gewijd en inbezitname 1562) schreef in 1567, om aan zijn ondergeschikte geestelijken de verschillen tussen het katholieke geloof en de nieuwe religie uiteen te zetten, zodat ze beter de leerstellingen der ketters zouden kunnen weerleggen28 (en een eenvoudiger boekje voor leken: Cort bewys der dwalingen ...29). Wat onze kanunnik juist dacht te kopen, kan men vinden in de inventaris van de graaf zijn sterfhuis30, de verkoopscatalogus31 en zijn handgeschreven bibliotheekcatalogus32. Die “Sonnius” was voor 3 gl. verkocht, waarmee je de prijzen voor de rest kon gissen.
Die heer Sauvage die hij vervolgens vernoemt – als zijnde op 25 juni gestorven en twee dagen later, als kanunnik, bij hen begraven – was professor Jean Pierre Sauvage, die aan de Leuvense Artes-faculteit de belangen van de in 1755 opgerichte School voor Experimentele Fysika behartigd had33.
Het volgende paragraafje getuigt van een heel drama. “Van onsen anderen Confrêer”, schrijft hij en dat doet vermoeden dat het ook om een kanunnik gaat en mogelijk zelfs ook om een Leuvense. Die levenslange gevangenisstraf waarvan sprake, doet ook aan een kerkelijke straf denken, want de burgerlijke rechtbanken kenden boetes, lijfstraffen, verbanning en doodstraf. In de gevangenis zat je maar tot aan de uitspraak. De bovenvermelde graaf Cobenzl had de rechtspleging wel efficiënter en menselijker willen maken en zich uitgesproken tegen folteren en brandmerken, maar het verzet van de Grote Raad had hem belet hiervoor enige hervorming door te voeren34. Vanaf 1773 zou Gent wel een tuchthuis bezitten en Vilvoorde kreeg in '79 een correctiehuis, maar dit was net iets later35. In de officialiteitsarchieven konden we echter niets vinden36. Het duurde even voor onze frank viel, maar het was de naam Vandermaesen die het duwtje gaf, m.a.w. het gaat hier over het geval Paquot. Jean-Noël Paquot, docent Hebreeuws aan het Collegium Trilinguæ, was idd. in 1756 kanunnik van het St.-Pieterskapittel geworden en daarna, in 1760, president van het College van Houterlé, zodat hij een logement had. De keizerin had hem in 1769 de titel van koninklijk historiograaf gegeven en zo kennen we hem het beste, als auteur van de vele delen van de Mémoires pour servir à l'histoire littéraire des dix-sept provinces des Pays-Bas, de la principauté de Liège, et de quelques contrées voisines. Hetzelfde jaar werd hij ook bibliothecaris van de universiteit37. In juni 1771 werd hij echter het slachtoffer van een machinatie van jaloerse collega's (aldus Chauvin), eerder dan van de strijd aan de universiteit tussen de academische factie en die van het hof, om hem van zijn posten te beroven38. Hij werd beschuldigd van zware zedenfeiten. Priester Vander Maesen, zijn commensaal, die lang geveinsd had zijn vriend te zijn, maar eigenlijk zijn posities van president en bibliothecaris verlangde, betichtte hem van een schandelijke misdaad, verspreidde lasterlijke geruchten over zijn gedrag, spoorde volksmensen aan om tegen hem te getuigen en veroorzaakte door al zijn intriges dat de president van H. Drievuldigheidscollege zich gedwongen achtte Paquot te laten oppakken39. Na zes maanden opsluiting (zonder bewijzen en waarschijnlijk onterecht, slechts schuldig aan lichtzinnigheid en indiscretie) werd hij vrijgelaten. Men achtte hem niet helemaal onschuldig (een jaar eerder had hij voor zijn “fout”, daartoe veroordeeld door de rector, een tijdje penitentie gedaan bij de capucijnen in Tervuren en was daarna niet meer hervallen in hetzelfde of iets dergelijks), maar evenmin schuldig aan de afschuwelijkheden waarvan hij verdacht werd, doch men vreesde voor het schandaal. Nadat hij erin toegestemd had zijn leerstoel op te geven, had de prins van Starhemberg (de opvolger van Cobenzl) een decreet uitgevaardigd, waarbij de promotor van de universiteit eeuwig stilzwijgen opgelegd werd, op voorwaarde dat Paquot de kosten van zijn opsluiting betaalde. Hij had teveel vijanden gemaakt en verliet Leuven toen. Aan de Mémoires kwam een voortijdig einde en en de postjes die daarna kreeg van de hertog van Arenberg, de abt van Gembloers en de prins-bisschop van Luik, schijnen geen van de partijen erg tevreden gestemd te hebben40.
Van kan. de Launoy vernemen we niet veel extra feiten, maar wel de geruchten. Er werd niet veel over gesproken en ook weinig hoop gelaten dat hij zich zou kunnen verrechtvaardigen, maar graaf de Limminghe (een goede, vaste vriend41), zou wel sterk voor hem aan 't werken zijn. Zeker weet hij het niet, maar die zou de koninklijke genade afsmeken van de levenslange gevangenisstraf, zoals heer Vandermaesen verklaart; men spreekt derhalve van misdaad. Wat er gaat op volgen, zal de tijd leren en hij hoopt op betere tijden.
Die vriend was Frans Jozef van den Berghe de Limminghe (graaf van Limminge en baron van Limelette), zoon van Karel (burgemeester van Brussel)42. Deze familie behoorde tot de oligarchie van de Zeven Geslachten van Brussel43. Vader maakte deel uit van de Staten van Brabant bij de Blijde Intrede van Karel VI44. De zoon (° 20/03/1697) werd veldmaarschalk, gouverneur van het Spaanse stadje Jaca en was luitenant-generaal toen hij stierf op 28 mei 177445. Zijn dochter Philippine was in 1762 getrouwd met Charles-Antoine d'Arberg, kamerheer van keizerin Maria-Theresia en laatste graaf van Arberg de Valangin (een Zwitsers geslacht), want het huwelijk bleef kinderloos, zodat ook de tak van haar vader uitstierf46.
Wat had de Launoy dan wél
van Brussel meegebracht? Het gaat over (afgekort)
Didaci Saavedræ
Symbola Christinao-Politica47,
een werk van de Spaanse diplomaat Diego (de) Saavedra Fajardo, dat emblemen (kopergravures) bevat naar Johann Sadeler. De man had zijn
politieke ideeën neergeschreven in de vorm van een embleemboek, waarbij hij technieken uit de embleemliteratuur
gebruikte om alle kwaliteiten van de ideale katholieke prins samen te
stellen48.
Blijkbaar waren beide heren van plan om de emblemen49
erin te gaan vergelijken met die in de Imago primi saeculi50,
9 jaar vóór Saavedra's Brusselse editie gedrukt.
Wat een bibliofiele verzamelaars
beide kanunniken waren, kan men opmaken uit de veilingen van hun
bibliotheken, respectievelijk in 1775 al voor kan. de Launoy51
en in 1782 voor onze Mechelaar52.
De ontleding daarvan is stof voor een ander artikel.
drs. Hugo Verstrepen
1 SAM,
DD (Geschied- en Oudheidkundige bijdragen), Serie I (Wereldlijke),
nr. 6.
2 Nota's
(vlucht en overlijden) die hij ook verwerkte in zijn chronijcke van Mechelen,
cfr. Azevedo Coutinho
y Bernal
(Gerardus Dominicus),Vervolgh
van de chronycke van Mechelen, Ten tyde der Regeringe van Philippus
den II. Coninck van Spaignien, Ende Gouvernement van den Hertogh van
Alba in Nederlandt, Van Paesschen den 26 Meert 1670
[sic] tot den Jaere 1572,
Leuven, 1772,
pp. [21-22].
3 Kan.
Muyldermans vroeg zich af of deze edele familie (zijn vader was heer
van Riemen – onder Heist – en schepen van Mechelen) niet
verwant kon zijn aan de edele familie Cuypers te Mechelen. Cfr. Muyldermans (Jaak), De
edele Familie Cuypers te Mechelen in de 17e
en 18e Eeuw in Verslagen en
mededelingen van de Koninklijke Vlaamse Academie voor Taal- en
Letterkunde, Gent, 1925, p.
150.
4 Martin
de Cuper, ou Cuyper,
ou Cuypers, ou Mart.
Cuperus in Paquot
(Jean Noël), Mémoires pour servir à l'histoire
littéraire des dix-sept Provinces des Pays-Bas, de la
Principauté de Liège, et de quelques contrées
voisines, dl. 11, Leuven, 1768, pp. 209-214; CUPER (Martyn
de) of Cuiper
of Cuypers of Mart.
Cuperus in Piron
(C.-F.-A.), Algemene levensbeschrijving der mannen en vrouwen van
Belgie, welke zich door hunne dapperheid, vernuft, geest,
wetenschappen, kunst, deugden, dwalingen, of misdaden eenen naem
verworven hebben, Mechelen, 1860, p. 80.
5 Zie
Greef (Patrick, De),
Een bijdrage tot de geschiedenis van de Nieuwe Tijd. De Spaanse
integratie in de Nederlanden. De Familie De
Azevedo-Coutinho-y-Bernall. Onuitgegeven seminariewerk Moderne
geschiedenis KUL, Leuven, 1982, 58 pp.; Saint-Genois
(Jules, de),
AZEVEDO-CONTINHO-Y-BERNAL (Gérard-Dominique),
historien, chroniqueur in Biographie Nationale, dl. 1,
Brussel, 186, kol. 595-596; Muyldermans
(Jaak), Vier Mechelsche Geschiedkundigen in de XVIIIe
Eeuw in Verslagen
en mededelingen van de Koninklijke Vlaamse Academie voor Taal- en
Letterkunde, Gent 1926, pp.
404-424 (III. De gebroeders de azevedo. A. Geeraard Dominicus);
GERARDUS DOMINICUS DE AZEVEDO CONTINHO Y BERNAL
in B[aeten]
(J[an]), Verzameling van naamrollen betrekkelijk de
kerkelijke geschiedenis van het aa[r]tsbisdom van Mechelen,
dl. 2, Mechelen, s.a., pp. 22-26, Reiffenberg
(Frédéric, de)
(uitg.), Chronique rimée de Philippe Mouskes,
dl. 1, Brussel, 1836, pp. CCCLXXIV-CCCLXVI;
AZEVEDO-CONTINHO-Y-BERNAL (Gérard-Dominique),
historien, chroniqueur in
Seyn
(Eugène, de),
Dictionnaire des écrivains belges. Bio-Bibliographie,
dl. 1, Brugge, 1930, pp. 32-33
;
Id.,
Dictionnaire
biographique des Sciences, des Lettres et des Arts en Belgique,
dl. 1 (A-G), Brussel, 1935, p. 20;
Verschaffel
(Tom), De
Hoed en de Hond. Geschiedschrijving in de Zuidelijke Nederlanden
1715-1794,
Hilversum, 1998, passim.
6 Voor
zijn publicaties, zie in de hierboven vermelde literatuur. Over
Leuven maakte hij een beknopte beschrijving van straten en gebouwen:
Kort beschrijf der stadt Loven en enkele andere stukken in de
Mémoires historiques sur la ville de Louvain, avec les
détails sur la construction du canal, etc.
(een manuscript gebleven, nu in de Albertina te Brussel).
7 Martyrium
septem fratrum Machabæorum
exhibebitur a studiosa juventute Gymnasii SS. Trinitatis Lovanii
Mœcenatibus Munificentissimis eximiis Dominis ac Magistris
nostris Theologiæ
Doctoribus Regentibus Sacram Facultatem
constituentibus in Alma Universitate Lovaniensii Die 29. Augusti
1733. horâ tertiâ post meridiem, Leuven, 1733, pp. 4
(hij speelde één van de gebroeders Makkabeeën) en
7.
8
Smeyers
(Jos) m.m.v. Bock
(Eugeen, de), De
Nederlandse letterkunde in het Zuiden in Vieu-Kuik
(Hermina Jantina) en Smeyers
(Jos), Geschiedenis van de letterkunde der Nederlanden,
dl. 6, Antwerpen/Amsterdam, 1975, p. 442.
9 [Launoy
(Otto Henricus, de)],
Wonderlyk leven van de H. Maghet Hiltrudis patronersse en
fondatersse der vermaerde abdye van Liessies, in 't
Fransch-Henegauw, van 't Order van S. Benedictus, in het Diocees van
Cameryck. Alwaer haere H. Reliquien rusten, ende ten jaere 1770.
een deel vereert is aen het Capittel der Collegiale en Parochiale
Kerke van S. Peeters tot Loven, Leuven, 1770,( 40 pp.), p. 5.
10
Delehaye
(Hippolyte), The Work of the Bollandists through three centuries
1615-1915, Londen/Oxford, 1922, pp. 14 en 26-27.
11 Vermeld
bij Knuttel (Willem
Pieter Cornelis), Nederlandsche bibliographie van
kerkgeschiedenis, Amsterdam, 1889, p. 175.
12
Launoy
(Otto Henricus, de),
Korte historie en levens der SS. Martelaers van Gorcom getrocken
uyt de waerachtige beschryvinge van hunne martelie door den
geroemden Guillielmus Estius, en andere Nederlandsche
historie-schryvers, ter oorsaeke van hun twee-hondert-jaerig jubilé
in het Vlaemsch uytgegeven door, Leuven, 1772, VIII-104 pp. Er
kwamen nog twee heruitgaves van: in 1800 in 's Hertogenbosch (By
J. Coppens en zoon, XII-127-[1] pp.) en in 1867 (toen ze heilig
verklaard werden) in Amsterdam (uitgeverij
B. Lenfring, VI-106 pp.).
13 Zie
TÁtriÁ
(Júlia), The Beatified Martyrs of Gorcum: a series of
paintings bij David Teniers the Younger and Wouter Gysaerts in
RadvÁnia
(Orsolya) (red.), Geest en gratie. Essays Presented tot Ildikó
Ember on Her Seventieth Birthday, Budapest, 2012, pp. 30 en 33.
14
Fruytier
(J.), EST (Willem Hessels van), Estius of van Esdt,
priester, beroemd godgeleerde, schriftuurverklaarder en
geschiedschrijver in Molhuysen
(Philipp Christiaan) en Blok
(Petrus Johannes) (red.), Nieuw Nederlandsch woordenboek, dl.
7, Leiden, 1927, pp. 418-423. Specifiek over dit Latijnse werk en de
Nederlandse vertaling ervan, zie ook Wind
(Samuel, de),
Bibliotheek der Nederlandsche Geschiedschrijvers. Eerste deel,
bevattende de inlandsche geschiedschrijvers der Nederlanden, van de
vroegste tijden tot op den Munsterschen Vrede (970-1648), dl. 1,
Middelburg, 1835, pp. 498-499. Het kende ook vele heruitgaven.
15 Over
hem, zie Frederiks
(Johannes Godefridus) en Branden (Frans Jozef, van
den), Biographisch woordenboek der Noord- en
Zuidnederlandsche letterkunde, Amsterdam, 1888-1891 (digitale
uitgave 2003), p. 535.
16
Goethem
(Jeanne Catherine, van)
en Munck
(Jozef Jacob, de)
[resp. verzen en historische aantekeningen], Twee-hondert
jaerigen jubel-galm der XIX. Salige Martelaren van Gorcum. Met een
kort verhael van hun leven, Wonderheden, Reliquien, ende
Salig-verclaeringhe, Mechelen, 1772, p. 57.
17
Munck
(Jozef Jacob, de),
Gedenckschriften dienende tot Ophelderinge van het Leven, Lyden,
Wonderheden ende Duysent-iaerige Eer-bewysinge van den Heyligen
Bisschop ende Martelaer Rumoldus, Apostel ende Patroon van Mechelen;
Waer door de Oudtheden, mede de Geestelycke en Wereldlycke
Geschiedenissen der selve Stadt verlicht, ende met veele
Bewys-stucken vast-gesteld worden, Mechelen, 1777, pp. 140-141.
18 Eigenlijk
was de reden voor de datum van die tweede kermis, dat op 18 oktober
de translatio van de
relieken van Sint-Rombout herdacht werd, maar “Bamis”
kende men overal beter. Sint-Bavo van Gent – de “portier
van de herfst” – stierf op 1 oktober, wat een goeie
maand voor het oogstfeest of winterfeest was. Contracten gingen
vroeger ook in van Pasen tot Bamis of omgekeerd. In 1409 had
Mechelen twee 14 dagen durende jaarmarkten verkregen, de ene op
Hemelvaartsdag, de andere jaer-merkt
of kermis-dag op
Bamis aanvangend; cfr. Prael-treyn, plegtigheden,
vreugde-feesten en vercieringen van het vyftig-jaerig jubilé
der martelie van den Heyligen Rumoldus, apostel en patroon der stad
Mechelen, MDCCCXXV. Waer by gevoegd is een kort begryp van het leven
van dien H. martelaer; eenen Oog-slag op Mechelen, etc. etc.,
Mechelen, 1825, p. 9. Zo had men op vele plaatsen twee kermissen, de
eerste soms al rond Pasen of Pinksteren, de tweede in september of
oktober. 't Was meegaan met de seizoenen.
19
Kiliaan
(Cornelius), Etymologicum Teutonicæ linguæ, sive
dictionarium Teutonico-Latinum, præcipuas Teutonicæ
linguæ dictiones et phrases Latinè interpretatas, &
cum aliis nonnullis linguis obiter collatas complectens,
Antwerpen, 1599, p. 641.
20 Cfr.
Pirenne (Henri) (vert.
Richard Delbecq),
Geschiedenis van België. V. Het einde van het Spaansch
stelsel. Het Oostenrijksch stelsel. De Brabantsche omwenteling en de
Luiksche omwenteling, Gent, 1929, pp. 247-250.
21 Zijn
verzamelactiviteit staat beschreven bij Baarsen
(Reinier J.), ‘Ik sterf van ongeduld’. Karel graaf
Cobenzl en de decoratieve kunsten. Oratie uitgesproken bij de
aanvaarding van het ambt van bijzonder hoogleraar op het gebied van
de Kunstnijverheid en Decoratieve Kunsten tot 1800 aan de
Universiteit Leiden vanwege de stichting mr.J.W. Frederiks op
maandag 8 december 2014, Leiden, 2014, 20 pp.
22
Wauters
(Alphonse), COBENZL (Charles-Philippe-Jean, comte de) et du
Saint-Empire Romain in Biographie Nationale, dl. 4,
Brussel, 1873, kol. 203-212.; Lenders
(Piet), COBENZL, Karl Johann Philipp van, graaf van het H. Roomse
Rijk, keizerlijk diplomaat, gevolmachtigd minister in de Nederlanden
en mecenas in Nationaal Biografisch Woordenboek, dl. 2,
Brussel, 1966, kol. 123-132. Voor meer lectuur, zie Leyder
(Dirk) en Johan
(Frédérique), Graaf Karl Johann Philipp Cobenzl en
de Europese educatieve ruimte. Of de internationale
opvoedingsstrategie van een Oostenrijkse diplomaat in Brussel
(1753-1770) in Belgisch Tijdschrift voor Filologie en
Geschiedenis, jg. 89 (2011), afl. 1 (Steden en dorpen :
organisatie en voorstelling van de ruimte / Villes et
villages : organisation et représentation de
l’espace. Mélanges offerts à Jean-Marie
Duvosquel à l’occasion de son soixante-cinquième
anniversaire et publiés par Alain Dierkens, Christophe Loir,
Denis Morsa, Guy Vanthemsche), pp. 455-490.
23 Zie
Smits (C. F. X.),
SONNIUS (Franciscus), geb. 12 Aug. 1507 te Son (oudtijds: Sonne,
Zonne of Zon) bij Eindhoven, en overl. te Antwerpen 29 Juni 1576,
eerste bisschop van 's Hertogenbosch, en later eerste bisschop van
Antwerpen in Molhuysen
(Philipp Christiaan) en Blok
(Petrus Johannes) (red.), Nieuw Nederlandsch Biografisch
Woordenboek, dl. 2, Leiden, 1912, kol. 1346-1348; SONNIUS
(Franciscus), of Frans van Zon in Aa
(Abraham Jacob, Van der),
Harderwijk (Karel Johann Reinier) en Schotel
(Gillis Dyonisius Jacobus), Biografisch Woordenboek der
Nederlanden, bevattende Levensbeschrijvingen van zoodanige Personen,
die zich op eenigerlei wijze in ons Vaderland hebben vermaard
gemaakt, dl. 17, 2de stuk, Haarlem, 1874, p. 850-852; voor meer
literatuur, zie Lem
(Anton, van der),
Franciscus Sonnius. Rooms-katholiek theoloog en inquisiteur,
bisschop van s-Hertogenbosch, bisschop van Antwerpen,
22/12/2013, [on line],
<http://www.dutchrevolt.leiden.edu/dutch/personen/S/Pages/sonnius.aspx>,
(geraadpleegd op 18/03/2016).
24 Er
verscheen toen al direct (rond 1570) een anoniem spotlied op hem,
zie Kuiper (E.T.) en
Leendertz (P., jr.)
(uitg.), Het Geuzenliedboek, Zutphen, 1924, pp. 74-76.
25 Zie
de opsomming bij Pettegree
(Andres) en Walsby
(Malcolm) (red.), Netherlandish Books. Books Published in the Low
Countries and Dutch Books Printed Abroad before 1601, dl. 2
(K-Z), Leiden/Boston, 2011, p. 1233.
26
Sonnius
(Franciscus), Demonstrationum religionis Christianæ
ex verbo Dei lib. III,
Antwerpen (Apud Martinum Nutium sub Ciconijs), 1557, [VIII]-339 ff..
(met koninklijk privilege van 09/11/1566).
27
Sonnius
(Franciscus), Succincta demonstratio ex verbo Dei et
Patribus, errorum cujusdam Confessionis Calvinisticae, recens per
has inferioris Germaniae regiones sparsae,
Leuven (apud J. Bogardum) en Keulen (Apud Theodorum Baumium), 1567,
[68] ff..
28 Cfr.
Gurp
(Gerard, van),
Reformatie in Brabant. Protestanten en katholieken in de
Meierij van ’s-Hertogenbosch, 1523-1634,
Hilversum, 2013, pp. 103-108 en passim.
29
Velde
(Franchois, vanden)
[= Franciscus Sonnius],
Cort bewys der dwalinghen valscheden ende misbruycken in
die belijdinghe der Calvinisten menichfuldelijck verspreyt. Int
licht gebracht bij Franchois vanden Velde, liefhebber der waerheyt,
Leuven (bij Jan Boogaerdts), 1567, [84] pp.
30 Algemeen
Rijksarchief Brussel, Secretarie van State en Oorlog, 2643, fos
50-150: Inventaire des Meubles, Effets etc delaissés et
trouvés dans la maison mortuaire de feu Son Excellence
Monseigneur le Comte de Cobenzl, Ministre Plenipotentiaire de Sa
Majesté l’Impératrice Douairière et Reine
apostolique pour le gouvernement general des Pays Bas, 17 februari
1770.
31
Ermens
(Joseph), Catalogues des livres, en toutes sortes de facultez et
langues de feu le comte de Cobenzl (...) disposé par ordre
des matières & avec quelques notes littéraires par
Jos. Ermens, dont la vente se fera (...) à Bruxelles à
la Maison du Roi le 10 juin 1771 & jours suivans (...),
Brussel (drukker Henri Vleminckx), [1771], [2]-11-[1]-314 pp.
32 Kon.
Bibliotheek Brussel, hsen 20919 en 20922.
33
Vampaemel
(G.), Jan Frans Thijsbaert (1736-1825) en de School voor
Experimentele Fysika te Leuven in Studium. Tijdschrift voor
Wetenschaps- en Universiteits-Geschiedenis, jg. 7 (1984), afl.
4, pp. 174-176.
34
Lenders
(Piet), Art. cit., kol. 128.
35
Quintens
(Thomas), De
humanisering van het strafrecht op het einde van de achttiende eeuw.
Een toetsing aan de rechtspraktijk in Gent.
Onuitgegeven masterproefschrift Rechten RUG, Gent, 2011, p.53-54.
36 Zie
Brouwer (Jozef, de),
De kerkelijke rechtspraak en haar evolutie in de bisdommen
Antwerpen, Gent en Mechelen tussen 1570 en 1795, 2 dln., Tielt,
1971-1972, resp. XXXI-566 pp. en (2. Inventaris) 918 pp. en Bervoets (Tom),
Inventaris van het archief van de officialiteit van het
aartsbisdom Mechelen in het Aartsbisschoppelijk Archief te Mechelen,
(1510) 1596-1796 (Archiefbestanden in niet-Rijksarchieven,
35), Brussel, 2015, 217 pp.
37
Chauvin
(Victor), PAQUOT (Jean-Noël
[Natalis]),
bibliographe, hébraïsant, théologien et historien
in Biographie Nationale, dl. 16 (NUCENUS –
PEPYN), Brussel, 1901, pp. 599-609.
38 Zie
ook Id.,
Jean-Noël
Paquot,
Luik, 1901.
39 Poursuites
dirigées contre Paquot par le recteur de l'Université
de Louvain in Annuaire
de la Bibliothèque Royale de Belgique,
jg. 2, Brussel/Leipzig, 1841, pp. 173-185.
40
Gason
(Pierre-M.), Savants experts, hérétiques pervers.
Les liaisons dangereuses de Jean-Noël Paquot, pp. 5-6., [on
line],
<http://web.philo.ulg.ac.be/gedhsr/wp-content/uploads/2014/04/Gason-Savants-experts.pdf>,
(geraadpleegd op 18/03/2016).
41 Zie
Poursuites
dirigées (...),
p. 185.
42 Voor
een overzichtje van de familie, zie Lejour
(Ernestine), Inventaire des archives de la famille van den Berghe
de Limminghe (Instruments de recherche à tirage
limité, 546), Brussel (Algemeen Rijksarchief), 2001, p.
4.
43 Zie
Meulen
(Désiré, Van der), Liste
des personnes et des familles admises aux Lignages de Bruxelles,
depuis le XIVe siècle jusqu'en 1792. Avec une introduction
sur l'histoire des lignages,
Antwerpen, 1869.
44 Relation
des Ceremonies et des Rejouissances Publiques, faites en la Ville de
Cour de Bruxelles le 11. d'octobre 1717. jour de la Joyeuse Entrée
& Inauguration de sa Sacrée Majesté Imperiale et
Catholique Charles VI. Empereur des Romains toujours Auguste, &
III. du Nom Roi des Espagnes, comme Duc de Lothier, de Brabant, de
Limbourg, & Marquis du S. Empire,
Brussel, 1717, p. 5; Supplement aux trophées tant
sacrés que profanes du Duché de Brabant, de Mr.
Butkens, dl. 2, Den Haag, 1726,
p. 379.
45
Piron
(C.-F.-A.), Op. cit,, pp. 220-221.
46 Cfr.
Lejour (Ernestine),
Op. Cit., loc. cit.
47 Saavedra Faxardo (Didaco), Idea Principis Christiano-politica,
Centum Symbolis expressa, Brussel (Excudebat Ioannes Mommartius,
suis et Francisci Vivieni sumptibus), 1649, [24]-722-[6] pp. De
eerste versie verscheen in 1640: Idea de un Príncipe
Político Christiano representada en cien empresas,
München, (Nicolao Enrico), 1640. Een Nederlandse vertaling
kregen we in 1662: Saavedra Faxardus (Didacus), Christelyke staets-vorst in hondert
sin-spreuken afgebeeld, Amsterdam (Voor Jan Jacobsz. Schipper,
en Borrit Jansz. Smit, boekverkoopers), 1662, [20]-372-375-100-[9]
pp.
48 Cfr.
Rossem (Stijn, Van),
Het gevecht met de boeken. De uitgeversstrategieën van de
familie Verdussen (Antwerpen, 1589-1689)
(doctoraatsproefschrift geschiedenis UA), Antwerpen, 2014, p.
146.
49 Voor
het belang van die allegorische afbeeldingen, zie ook Insolera
(Lydia Salviucci), L'Imago primi saeculi (1640) e il signicato
dell'immagine allegorica nella Compagnia di Gesù. Genesi e
fortuna del libro (Miscellanea
Historiae Pontificae, 66),
Rome, 2004, XVI-346 pp.
50
Bolland
(Johannes) en Henschenius
(Godfried), Imago primi saeculi Societatis Iesu : a
prouincia Flandro-Belgica eiusdem Societatis repraesentata,
Antwerpen (Ex officina Plantiniana Balthasaris Moreti), 1640,
[8]-952- [24] pp. Adriaen Poirters
had er een verkorte bewerking (Af-beeldinghe van d'eerste eeuwe
der Societeyt Jesu voor ooghen ghestelt door de Duyts-Nederlantsche
provincie der selver Societeyt,
Antwerpen, 1640, [8]-712-[8] pp.) van gemaakt, cfr. Luijten
(Hans) en Blankman
(Marijke) (inl. en aantekeningen), Minne- en zinnebeelden. Een
bloemlezing uit de Nederlandse emblematiek,
Amsterdam, 20032,
p. 31.
51 Vermeld
in Delsaerdt
(Pierre), Suam quisque bibliothecam. Boekhandel en particulier
boekenbezit aan de oude Leuvense universiteit, 16de-18de eeuw
(Symbolae Facultatis Litterarum,
series A, vol. 27), Leuven, 2001, p. 587 (20/11/1775).
52 Stadsarchief
Mechelen, Mechelse erfgoedbibliotheek, M 10.751 /B (a): Catalogus
librorum in omni classe scientiarum Quos reliquit Reverendus Admodum
Dominus Gerardus-Dominicus de Azevedo-Coutinho-y-Bernall (In vita)
canonicus et præpositus Ecclesiæ Parochialis &
Collegiatae Divæ Virginis trans-Dilianæ. Quorum auctio
habebitur Mechliniæ in Ædibus Mortuariis pecuniâ
Cambiali Die 20. Junii 1782 & sequenti, horâ nonâ
ante & secundà post meridie,
Mechelen (gedrukt bij Joannes Franciscus van der Elst en verdeeld
bij Jacob Vermeulen in de Befferstraat), 1782, 70 pp. In dit
exemplaar werden verkoopsprijzen bijgeschreven.
Een Spaanse naam, maar hij had in Leuven gestudeerd; zie Rijksarchief Leuven, Inschrijvingsregisters van studenten (matrikels), “Liber Nonus Intitulatorum” (28/02/1734-14/08/1776) [op schutblad:
Liber continens Nomina Eorum, qui praemissa Professione Fidei, et praestito consueto juramento Almae Universitatis Lovaniensis albo inscripti sunt. Ab anno 1734 / op kaft:
Liber Mag. D. Rectoris continens immatriculatos ab anno 1732 (sic) usque ad annum 1776], f° 53r°:
Rectoratus primus Lamberti De jeneffe (...) ab ultima Augusti 1740, usque ad ultimam Februarii 1741 / f° 53v°:
Majorennes [meerderjarigen, dus niet aan een pedagogie] (...) Gerardus Dominicus Deazevedo Mechliniensis / 7 Februarij.
In het Wekelyks Bericht voor de provincie van Mechelen, voor 't Jaer 1782 (Mechelen, 1782, bij stadsdrukker J. F. Vander Elst) verschenen een aantal stukjes na zijn overlijden: eerst een kort overlijdensbericht (nr. 8 van 24/02/1782, p. 98):
Den 22. dezer maend is alhier overleden den Eerw. Heere Gerardus - Dominicus De - Azevedo-Coutinho-y-Bernall , Priester, Proost ende Kanonink der Collegiale ende Parochiale Kerke van Onse-Lieve Vrouw over de Deyle. Waer van voorder hier naer.; een week later een biografie met lijkdicht (nr. 9 van 03/03/1782, pp. 107-113); 10 dagen later volgde een naamlijst van de proosten van Onze-Lieve-Vrouwekerk (nr. 11 van 13/03/1782, pp. 136-140); het is dan 3 maanden wachten op de aankondiging van de verkoop van zijn boeken e.a. bezit (nr. 24 van 16/06/1782, pp. 302-303); een maand later las men dat hij als proost opgevolgd was door kan. Jan Walravens (nr. 29 van 21/07/1782, p. 355) en de maand daarop stond het huis te huur waar hij voordien woonde (nr. 32 van 11/08/1782, op p. 373).