Is het nu Thabor of Blijdenberg?
Vergissingen van onze negentiende-eeuwse tekenaars Jan-Baptist de Noter en August Van den Eynde1
door drs. Hugo Verstrepen
Ook beschikbaar in PDF-formaat: http://www.mechelsehistorischetijdingen.be/artikels/PDF/3.pdf .
In 1566 bleef de schade van de Beeldenstorm in Mechelen beperkt2, maar in 1572 werden delen van de buitenkloosters en van 't Groot Begijnhof in brand gestoken in opdracht van gouverneur Bernard van Merode (een volgeling van Willem van Oranje) en in 1578 liet Pontus de Noyelles, gouverneur van de Staatsen, daar alles afbranden3.
Latere tekenaars konden die gebouwen dus niet meer met eigen ogen zien, zelfs niet Mardulyn die in de achttiende eeuw nog wel wat gezien en getekend had dat de revoluties niet zou overleven. Toch waren er enkele mensen die een vruchtbare productie kenden, zich baserend op oudere afbeeldingen of die van mekaar. Al die plaatjes van verdwenen stadspoorten, kloosters, kapellen en godshuizen bieden een terugblik op een geromantiseerd verleden en zijn dus overbekend bij Mechelaars die zich in de populaire4 geschiedenis van hun stad interesseren.
We ontdekten onlangs nog enkele nieuwe om aan het rijtje toe te voegen. De eerste is een gewassen pentekening (het Ziekeliedenklooster buiten de muren voorstellend) van August Van den Eynde (1822-1861), uit de kroniek van pastoor Thys, in een afschrift door eerstgenoemde5. We kunnen deze tekening ook met gerust hart aan hem toeschrijven, want ze lijkt sterk op een andere (“Ziekeliedenklooster 1570”), uit de verzameling Van den Eynde op het Stadsarchief6 en een bijna identiek exemplaar uit privé bezit7.
Ziekeliedenklooster in kroniek Thijs afschrift Van den Eynde (© Hugo Verstrepen)
Niet alle tekeningen in deze kroniek zijn van hetzelfde gehalte, maar we kunnen nog een tweede tonen, eveneens een gewassen pentekening8. Het is een voorstelling van wat hij het klooster van Thabor (buiten de muren) noemde, waarvoor hij denkelijk de tekening van Jan-Baptist de Noter (1786–1855) als voorbeeld gebruikt heeft9. Een sterk gelijkende tekening door Van den Eynde, maar dan zonder figuurtjes, staat ook weer afgebeeld in het boek van M. Kocken10.
Klooster van Thabor in kroniek Thijs afschrift Van den Eynde (© Hugo Verstrepen)
Ook in een ander afschrift van dezelfde kroniek, maar dan door de kroniekschrijver Frans Schellens11 (1809-1855), prijkt een pentekening die zogezegd Thabor (eigenlijk Blijdenberg) voorstelt12. Hij staat niet bekend als kunstenaar, maar was wél bevriend met vader Arnold Frans Van den Eynde (1793-1885), dus allicht zijn de tekeningen in zijn kroniek door die man of zijn zoon gemaakt (misschien een jeugdwerkje van de zoon, gelet op deze vergissing, die – zoals we verder zullen zien – vader niet maakte).
Klooster van Thabor in kroniek Thijs afschrift Schellens (© Hugo Verstrepen)
Om nu even bij de Noter te blijven: een andere door hem gesigneerde pentekening stelt zogezegd het klooster van Blijdenberg (eigenlijk Thabor) in 1560 voor13. Er bestaat echter nog een pentekening en aquarel van dezelfde, Thabor voorstellend met links nog een hoekje van Blijdenberg, nu juist betiteld dus14!
Al dat aftekenen leidde uiteraard tot een overname van de fouten, maar de oudste van die tekenaars, Jan Frans Mardulyn (1751-1843), heeft ze niet gemaakt. We hebben van hem twee gewassen tekeningen van het klooster van Thabor, eentje met de situatie zoals ze in 1542 zou geweest zij15 en een die hij tussen 1572 en 1580 situeerde16. Dit volledig ommuurde klooster tegen de stadsgracht aan, is niet dat van Blijdenberg17 (de kerk van de nonnen van Blijdenberg, ten noordwesten ervan, had een zijbeuk)! Op die gronden kwam later het (inmiddels ook al “oude” en afgebroken) slachthuis (schreef W. Godenne, die hier ook verkeerdelijk Blijdenberg in zag)18.
Ook vader (Arnold Frans) Van den Eynde tekende Thabor (correct benoemd), in de versies tot 1572 en de herbouw van 1573 tot de definitieve verwoesting19.
De gewassen pentekening (met de verkeerde naam erboven geschreven) van zijn zoon August Van den Eynde die we u hier als tweede foto toonden, is wél bijna identiek aan de Noter's aquarel van het kleinere en niet ommuurde Blijdenberg (wél correct benoemd) vóór 1580, ten noordwesten van Thabor20. In zijn aquarellen schildert de Noter al zijn monialen met eenzelfde habijt, dus daar kunnen we niet op afgaan; hij volgde hierin Jan Frans Mardulyn niet21.
De foutieve opschriften zijn blijkbaar nog niet dikwijls opgemerkt, want ze werden niet gecorrigeerd in de vermelde publicaties en op het ogenblik van dit schrijven ook nog niet in onze Regionale Beeldbank.22
Onze
eerste interpretatie van wie het het nu wél of niet juist ondertitelde, werd
ingegeven door de stelling in de
Historische Stedenatlas.
Die blijkt echter verkeerd te zijn! Misschien was die ommuring van het
Thaborklooster nog een restant van het Hof van Blijdenberg/Wilre. De Vrouw
van Mechelenstraat – nu afgesneden door de vest – liep vóór het voleinden
van de grote stadsomwalling wel degelijk recht naar het Hof van Blijdenberg
van Vrouwe (Sophie Berthout). Daar zijn twee bewijzen voor.
Reeds
kan. J. Schœffer
verkeerde een tijdje in het ongewisse. In zijn
Historische aanteekeningen
beweerde hij eerst dat van Thabor en Blijdenberg, gescheiden door een “rivierke,
daer het in de Dyle kwam”
(de Heirgracht), het laatste het dichtst bij de stad lag, “ontrent
honderd schreden buiten de Scheepsvest”.
In zijn stukje over Thabor verandert hij van mening, nadat hij eerst zijn
beklag gedaan had: “Wy
hadden meermaels te vergeefs een bewys gezocht dat ons klaer deed zien welk
van de twee kloosters, die naest een op het oud plan van Mechelen liggen,
Thabor
of Blydenberg was; wy hadden geene andere proef als hetgeen er onder
teekeningen stond, waervan de oudste niet veel meer dan eene halve eeuw
konden tellen, mits zy door
Mardulyn
gemaekt waren; (...).”
Zijn bewijs vond hij dan in een in een register van het kapittelarchief
bewaarde akte uit 1459, waarin stond dat Jan de Leeuw het door hem onlangs
van Ida de Wilre aangekochte goed aan de nonnen van Thabor schonk om er hun
klooster te stichten. Daar werd immers beschreven dat het buiten de
Nonnenpoort lag, tussen het klooster van Syon gezegd Blijdenberg aan de ene
kant en de stadsvest tegen de Dijle aan de andere kant.23
Dit “Hof van Wilderen,
hebbende voortydts genaemt geweest het Hof van BLYDENBERGE, ontrent de
vesten buyten de CATLYNE Poorte”24
werd in 1358 door Maria van Gelder, dochter van Sophie Berthout, verkocht
aan Filips van Waver, heer van Redelgem.25
“Testimonium unius, testimonium nullius”, is een oude rechtsregel, maar gelukkig wordt deze ligging bevestigd door ons oudste stadsplan: dat gemaakt door Jacob van Deventer in de periode 1559-1575.26 Conservator C. Ruelens gaf er in 1884 een chromografische facsimile van uit.27 Het bevat niet veel opschriften, maar o.a. wél voor de drie kloosters ten noordwesten van de muren en dat laat niet veel aan de verbeelding over.
Kloosters van Thabor, Blijdenberg en Bethaniën op het plan van Jacob van Deventer (© Kon. Bibliotheek Brussel)
Blijdenberg [een hoogte in het slijk (blye)?] wordt nooit vermeld als een heerlijkheid – een afzonderlijk rechtsgebied – van de Berthouts, slechts als een hof/burcht/kasteel van de heren en vrouwen van Mechelen28, wat niet wegneemt dat het grondgebied ervan (al wat aaneensluitend onder dat toponiem viel) ten tijde van Wouter VII (de Grote) nog veel groter geweest kan zijn dan wat zijn achterkleindochter in 1358 verkocht. Heel dat met die vlietjes ontwaterd stuk van Thabor, Blijdenberg en erachter (plus misschien zelfs het Groot Begijnhof) lijkt toch op hoe de Berthouts – mild in hun schenkingen aan kloosters en soortgelijke – aan hun grondheerlijkheden kwamen, nl. door heide en moeras bewoonbaar te maken. Dit kan bijgedragen hebben tot de latere naamsverwarringen.
naar boven Eindnoten
1 Herwerking van een eerdere versie in Mededelingenblad van de Kon. Kring voor Oudheidkunde, Letteren en Kunst van Mechelen, jg. 47, nr. 3 (juli-aug.-sept.), Mechelen, 2016, pp. 14-17.
2 Zie Verstrepen (Hugo), De Mechelse Beeldenstorm in de literatuur van de 16de eeuw tot nu. 450 jaar sociaal-historische verrechtvaardigingen in .MHT (Mechelse Historische Tijdingen. E-schrift voor geschiedschrijving over de stad en heerlijkheid Mechelen), nr. 1 (juli 2016), 52 pp., [on line], <www.mechelsehistorischetijdingen.be/artikels/HTML/1//1.html>.
3 Autenboer (Eugeen, Van), Mechelen in de 16de eeuw: Schade wordt toegebracht en hersteld in Handelingen van de Koninklijke Kring voor Oudheidkunde, Letteren en Kunst van Mechelen, bdl. 89 (1985), pp. 200-201.
4 Cfr. Crevel (M., van), Gomperts (H. A.) en 's-Gravesande (G. H.) (o.r.v.), Menno ter Braak, Verzameld werk, dl. 5 (Kronieken), Amsterdam, 1949, pp. 465-476: Populaire geschiedenis [bespreking van] Dr Jan Romein: De lage Landen bij de Zee. Geïllustreerde Geschiedenis van het Nederlandsche Volk van Duinkerken tot Delfzijl, [ook on line], <http://www.dbnl.org/tekst/braa002verz05_01/braa002verz05_01_0068.php>, geraadpleegd op 01/08/2016. Op de vraag of popularisering der wetenschap - en dan in het bijzonder van geschiedenis - te prijzen dan wel af te keuren is, kwam hij zovele jaren geleden reeds tot het besluit dat alleen het ‘slecht’ populariseren verwerpelijk is. Er is volgens hem geen grens tussen de zogenaamde ‘streng wetenschappelijke’ en de ‘populaire’ geschiedenis, die wordt kunstmatig gemaakt. Zijn lange uiteenzetting is nog steeds het lezen waard, want ze is nog steeds actueel.
5 Stadsarchief Mechelen (hierna SAM), DD [Geschied- en oudheidkundige bijdragen), Serie II (Kerkelijke], nr. VI (Beschryving der parochie kerken, kloosters, kapellen, godshuysen, enz., van Mechelen, door G. Thys, in afschrift door A. J. A. Van den Eynde), dl. 3.
6 SAM, Iconografie, D17 (reeks D = “Verzameling van 116 losse tekeningen van Mechelse gebouwen door Van den Eynde”) [met dank aan documentalist Axel Vaeck voor het opzoeken van alle iconografienummers].
7 Afgebeeld in Kocken (Marcel), Mechelen volgens Van den Eynde, Mechelen, 1982, p. 169.
8 Eveneens uit dl. 3.
9 SAM, Iconografie, Albums de Noter, album II, nr. 111: gesigneerde pentekening door Jan-Baptist de Noter, met als onderschrift “Klooster van Thabor 1560”.
10 Kocken (Marcel), Mechelen (...), p. 187. Ook verkeerdelijk betiteld als “Het klooster Thabor buyten Mechelen, 1570”.
11 Zie Coninckx (Hyacinthe), 1815-1830. La fin de deux régimes. Quelques pages de la chronique malinoise racontées par un contemporain in Bulletin du Cercle archéologique, littéraire & artistique de Malines, bdl. 14 (1904), Mechelen, 1904, (pp. 39-130) pp. 40-46.
12 SAM, DD [Geschied- en oudheidkundige bijdragen), Serie II (Kerkelijke], nr. V (Beschryving der parochie kerken, kloosters, kapellen, godshuysen, enz., van Mechelen, door G. Thys, in afschrift door Schellens), dl. 2.
13 SAM, Iconografie, Albums de Noter, album II, nr. 135: gesigneerde pentekening door Jan-Baptist de Noter, met als onderschrift “Blyden-berg. Klooster van Victorinnen buiten de stad 1560”.
14 Zie in Neckers (Jan), Mechelen zoals J.B. de Noter het zag, dl. 3, Mechelen, s.a., p. 97. Uit Stadsarchief Mechelen, Iconografie, Verzameling Schœffer, nr. Sch. 201: pentekening en aquarel met als onderschrift: links “Deel van Blydenberg” en midden “Klooster van Thabor, gesticht 1459; afgebrand 1572.”.
15 SAM, Iconografie, J. F. Mardulyn, nr. B/104: gewassen tekening met als onderschrift “Klooster van Thabor 1542. afgebrand uit orden der orangiste-regering 1578”.
16 SAM, Iconografie, J. F. Mardulyn, nr. B/105: gewassen tekening met als onderschrift “Klooster van Thabor zoo als het herbouwd was wederom verwoest in 1580”.
17 Installé (Henri) m.m.v. Rombaut (Hans) en Croenen (Godfried), Historische Stedenatlas van België. Mechelen, Brussel, 1997, p. 58.
18 Zie de tekening en uitleg in Oud Mechelen. Penteekeningen door leopold godenne naar David De Noter en anderen, Mechelen, s.a., p. 42.
19 SAM, Iconografie, Verzameling Schœffer, nr. Sch. 200: pentekening en aquarel door Arnold Frans Van den Eynde, met als onderschriften “Klooster Thabor, zoo gelyk het was tot 1572, als het de eerste mael is afgebrand” en “Thabor zoo als het was na de herbouwing van 1573 tot 1580, als het voor de twee mael verwoest werd”.
20 Kocken (Marcel), Op. cit.., p. 99. Uit Stadsarchief Mechelen, Iconografie, Verzameling Schœffer, nr. Sch. 204: pentekening en aquarel van J.-B. de Noter, met als onderschrift “Klooster Blydenberg gesticht 1263. verwoest door de geuzen 1578”.
21 SAM, Iconografie, band 8372: 'Malines. Costumes Religieux' (band met ingekleurde tekeningen, toegeschreven aan Jan Frans Mardulyn, 1751-1843).
22 In de nieuwe beeldbank <https://www.regionalebeeldbank.be/>, on line sinds 29/12/2017, werden t.g.v. ons artikel nota's toegevoegd aan enkele beschrijvingen.
23 SchŒffer [Jan], Historische aanteekeningen raekende de kerken, de kloosters, de ambachten en andere stichten der Stad Mechelen, dl. 2 [kloosters, gods- en gasthuizen], Mechelen, s.a., pp. 122 en 321-323.
24 Thabor in Eynde (Rombout, Van den), Provincie, Stad, ende District van Mechelen opgeheldert in haere Kercken, Kloosters, Kapellen, Gods-huysen, Gilden, publieke Plaetsen, met de Fondatien, Patronaetschappen, ende Voorrechten, daer aen klevende. Als oock alle Op-schriften, Graf-schriften, Jaer-schriften, Wapens, Quartieren, ende Generatien, soo op Tombens, Sercken, Tafereelen, Vensters, Klocken, Steenen, als elders, mitsgaeders sommige opmerckingen over de Schilderyen, geschilderde Glasen, Beeld- ende Architectuer-wercken, die tot heden toe bevonden, ofte voortyds in-wesen hebben geweest, soo binnen de Stad als in haere Dorpen ende Gehuchten, dl. 2, Brussel, 1770/, (pp. 176-178) p. 176.
25 Doren (Pieter Jozef, Van), Inventaire des archives de la ville de Malines, Tome sixième (Affaires civiles – Affaires ecclésiastiques), Mechelen, 1876, pp. 249-250 (sectie II, § 2: “Blydenberg. Pièces diverses”, nr. 3). Hij schrijft in zijn regest: “située le long de le Dyle près du couvent de Saint-Victor”.
26 Kon. Bibliotheek Brussel, Ms. 22.090 (Jacob van Deventer, [Atlas des Pays-Bas]), kaart 54: “Mechelen (Prov. Antwerpen) met Burgerstein, Hombeeck, Musen enz. ...”), ook on line, <http://uurl.kbr.be/1043837>. Deze kaarten werden door de KBR gekocht in 1867. De Mechelse dateert waarschijnlijk van rond 1559, toen van Deventer pas de opdracht gekregen had van Filips II. Het zijn minuten, terwijl de 'netkaarten' bewaard worden in de Bibliotheca Nacional te Madrid (MS Res/200 en Res/2007). Deel 1, dat de steden van Brabant, het oosten van België en Luxemburg bevatte, is echter verloren gegaan. Zie Vannieuwenhuyze (Bram), Les plans de villes de Jacques de Deventer (XVIe siècle). État de la question et pistes de recherche in Revue du Nord, 2012/3 (n° 396), pp. 613-633.
27 Ruelens (Charles) (uitg.), Atlas des Villes de la Belgique au XVIe siècle. Cent plans du Géographe Jacques de Deventer exécutés sur les ordres de Charles-Quint et de Philippe II reproduits en fac-similé chromographique par l'Institut National de Géographie, à Bruxelles, afl. 1, Brussel, 1884. Over de fouten hierin, zie Ouverleaux (Émile), Mélanges: note sur la reproduction du plan de Malines et ses environs dressé par Jacques de Deventer in Bulletin du Cercle Archéologique, Littéraire & Artistique de Malines, bdl. 15 (1905), pp. 419-420. Zie een ex. in SAM, Iconografie, C.6490/2 (facsimile-uitgave), C.6490 (verklarend plan daarbij, in blauwe druk met aanduiding in rood van de straten en voornaamste gebouwen) en C 6490/3 (een historische schets van Mechelen door C. Ruelens, gevolgd door een legende van die straten en gebouwen).
28 Zie in Croenen (Godfried), Familie en macht. De familie Berthout en de Brabantse Adel, Leuven, 2003, pp. 167, 183, 230 en 349 (slechts Nekkerspoel, de Heide, het Nieuwland en Heffen vormden tot 1308/09 aparte heerlijkheden naast de stadsheerlijkheid/vrijheid Mechelen).