Ook beschikbaar in PDF-formaat: http://www.mechelsehistorischetijdingen.be/artikels/PDF/4.pdf .
Politiek
archief van Justin Van Moer (1946-heden),
gewezen
politiek secretaris van de federatie Mechelen en lid van het
Centraal
Komitee van de Kommunistische Partij van België, 1966-1994,
gedeponeerd
in 1985 en 2015
Analytische inventaris met nadere toegangen
(Stadsarchief Mechelen, V 876, nrs. 1-672)
door
Hugo
Verstrepen
Stadsarchief
Mechelen
2015
Inleiding
Omvang: 15 kartons / 1,76 lopende m
I. De archiefvormer
II. Het archief – inhoud en historiek
III. Raadpleging
IV. Bibliografie
Eindnoten
naar boven I. De archiefvormer1
Dit is het politieke archief van iemand die erg jong (van in zijn prille studententijd) opgeklommen was in de leiding van de diverse partijstructuren, tot aan de top (het Centraal Komitee) op amper 32-jarige leeftijd. Hij is echter minder bekend dan sommige tijdgenoten, omdat hij nooit een politiek mandaat bekleedde, daar de Kommunistische Partij van België constant achteruit ging bij de verkiezingen. Hij was ook nooit in loondienst bij de partij. Zijn ontslag, samen met een hoop andere “Mechelse” leden, werd geminimaliseerd en doodgezwegen.
Justin Van Moer werd op 31 augustus 1946 geboren te Willebroek als zoon van een matrijzenmaker en bracht daar zijn jeugdjaren door. Hij is een oud-leerling van het Koninklijk Atheneum Boom, waar hij in 1964 afstudeerde in de afdeling Latijn-Grieks.
Vervolgens ging hij zich verder bekwamen in de klassieke talen en werd zo actief in de studentenbeweging van de bewogen zestiger jaren. Eerst – van 1964 tot 1967 – studeerde hij aan de RUG (Rijksuniversiteit Gent). In 1965 werd hij daar lid van de KPB (Kommunistische Partij van België) en van 1965 tot 1967 (toen hij Gent verliet) lid van de VKS (Vlaamse Kommunistische Studenten), waarvan hij van 1966 tot 1967 vice-praeses was en hoofdredacteur van hun tijdschrift “Vlaamse Perspectieven”. Binnen de VKS (een “massaorganisatie”), was ook een partijcel actief (de cel “Studenten”), waarvan hij politiek secretaris was en als afgevaardigde van de studenten zat hij toen ook in het Gentse Federaal Komitee (1966-1967), waar af en toe discussies waren over de te volgen weg aan de universiteit. In die studententijd organiseerde de VKS ook een kadervorming. In de partij werd vooral vanaf 1968 aan kadervorming gedaan, toen ze begon afstand te nemen van de Sovjet-Unie, na de inval van de andere leden van het Warchau-pact in Tsjecho-Slowakije op 21 augustus van dat jaar, een einde makend aan de Praagse Lente. Niet alle leden begrepen waarom, vandaar de noodzaak tot vorming. Hij was eveneens actief in het Politiek en Filosofisch Convent van de RUG, maar genoot ook van het studentenleven als lid van meerdere studentenclubs en penningmeester van het Dagelijks Bestuur van het Seniorenkonvent Gent in 1965-'66. Op zeker ogenblik (ergens in 1965 of 1966) vond hij dat de KPB te weinig steun verleende aan de strijd van de Vietnamezen tegen het Amerikaanse imperialisme (één van de grote katalysatoren van de linkse radicalisering van de studenten van toen). Hij had toen contacten met Grippisten (aanhangers van de afgescheurde Jacques Grippa, die door China gesteund werd) en heeft zelfs enkele keren samen met hen vlugschriften verspreid, plakacties gedaan en voordrachten georganiseerd met als slogan: “Totale solidariteit met het Vietnamese volk”. Dit leidde tot strubbelingen met Jef Turf, maar tot sancties is het toen niet gekomen. Aan zijn maoïstische sympathieën kwam een abrupt einde door de uitwassen van de “Grote Proletarische Culturele Revolutie” (1966 tot 1969). Desondanks bleef hij nog enige tijd Mao-propaganda ontvangen.
Om toch wat meer tijd aan zijn studie te kunnen besteden (na gebuisd te zijn in de eerste licentie), verkaste hij in 1967 naar de VUB (Vrije Universiteit Brussel), waar hij van 1967 tot 1968 wél nog voorzitter van de VKS was (de periode werd vooral berucht door de studentenopstand van 1968 – vergelijkbaar met de strijd om Leuven Vlaams die ook in januari 1968 een hoogtepunt bereikte en de Parijse studentenrevolte van l mei 1968 - waarbij de Vrije Volksvergadering de universiteitsgebouwen bezette, wat leidde tot studenten-waarnemers bij de Raad van beheer en in 1969 de splitsing van deze ook nog tweetalige universiteit) en in 1969 afstudeerde als licentiaat klassieke filologie, met grote onderscheiding.
Zijn eerste beroepsactiviteit werd studiemeester-opvoeder aan het RITO Vilvoorde, van 1969 tot 1970. Op privé vlak huwde hij op 27 maart 1970 Sonia Lauwers, ging dan in de Antwerpse wijk het Kiel wonen en werd in 1971 vader van een dochter Melissa Van Moer. Van 1970 tot 1971 moest hij echter zijn dienstplicht vervullen, wat doorging bij de Dienst Geschiedenis van de Krijgsmacht, aan de Jubellaan in Brussel. Van 1971 tot 1973 volgden dan interims van korte duur aan vijf verschillende scholen in drie provincies. Hierna werd het wat rustiger, met een aanstelling tot tijdelijk leraar Grieks (1973-1975) en tijdelijk leraar Latijn (1975-1977), beide aan het Koninklijk Atheneum Mechelen Pitzemburg.
Hoewel Justin dus van 1973 tot 1977 in Mechelen les gaf, woonde hij het grootste deel van die periode nog in Antwerpen-Kiel en was daar dan ook politiek actief in die periode, als ondervoorzitter van de KPB-afdeling Antwerpen-Kiel (1973-1976) en van 1975 tot 1976 ook lid van het federaal comité Antwerpen. Bij de gemeenteraadsverkiezingen van 10 oktober 1976 was hij dan ook nog in Antwerpen kandidaat.
In elke partijfederatie werd geleidelijk een eigen kaderschool ingesteld. In Antwerpen was hij één van de lesgevers in de periode 1974-1976, samen met Koen Calliauw, Louis Roth, Bob Francis, Herwig Brusselaers, Frans Denissen en Liliane Brabans. In 1975 was hij tevens lesgever aan de kaderschool van de Kommunistische Jongeren van België (KJB), afdeling Antwerpen, samen met de filosoof Ludo Abicht, die in 1974-1975 vanuit de Verenigde Staten teruggekeerd was naar Antwerpen en daar in 1975 lid werd van de partij (van 1977 tot 1979 zou die directeur worden van het Instituut voor Marxistische Vorming en de basiscursussen voor de militanten leiden tot hij in 1979 terugkeerde naar de VS). Buiten en boven dit alles begon de partij vanaf de zeventiger jaren ook met een nationale kaderschool. De lessen werden gegeven door Emiel De Wilde, een moralist die Justin nog kende uit zijn Gentse periode. Nadat Jan Debrouwere in Antwerpen federaal secretaris was geworden, werden alle leden van het federaal comité (dus ook Justin) verplicht deze lessen te volgen.
Er zijn wel al wat overlappingen in zijn politiek werk geweest toen, al was dat niet altijd zwart op wit. Terwijl hij in Antwerpen nog lid was van het federaal comité en bestuurslid van de afdeling Kiel, was hij tegelijk al actief in Mechelen, waarvan verslagen van de afdeling Mechelen vanaf 1973 getuigen. Dat had uiteraard te maken met het feit dat hij in Mechelen werkte, zodat de Mechelse kameraden gevraagd hadden om lid te worden van het afdelingsbestuur. Club 20 – de leerlingenvereniging van het Koninklijk Atheneum (Pitzemburg) Mechelen – organiseerde in 1975 (naast de nodige TD’s natuurlijk) een debat met als thema: “Het socialisme en de socialismen”. Justin werd gevraagd als moderator. Omdat hij nogal populair bleek te zijn als leraar, kreeg hij wat aanhang en dat was aanleiding tot de oprichting in 1976 van een Mechelse afdeling van de Kommunistische Jongeren van België, met als blad “De Rooie Rakker” (niet in opdracht, maar in samenspraak met de Mechelse partijkameraden). Ook in Mechelen organiseerde de federatie kadervormingen en ook de KJB deed dat. Zo is Jaap Kruithof op 8 november 1980 in de Wereldwinkel in Willebroek een voordracht komen houden over het thema “Gezin”, voor de afdeling Willebroek (eigenlijk de federale basisvorming) in het kader van hun tweede reeks discussienamiddagen met als thema “Marxisme vandaag”. Sinds 1977 is Justin uit de echt gescheiden en in november 1976 was hij al verhuisd naar Mechelen. Daar is hij tot op heden gebleven, hoewel hij dan weer elders ging les geven in klassieke talen (in het Rijksonderwijs, later het Gemeenschapsonderwijs geworden): van 1977 tot 1998 eerst stagiair, daarna vast benoemd leraar Oude Talen aan de Rijksmiddelbare School en het Koninklijk Atheneum Keerbergen en tot slot van 1998 tot 2011 leraar Latijn aan het Koninklijk Atheneum Temse. Tijdens de laatste onderwijsjaren was hij tevens lid van de leerplancommissie Grieks en medewerker aan het Europees project “IT en Klassieke Talen”.
Eens woonachtig in Mechelen, was het niet meer mogelijk om nog in Antwerpen te militeren en gaf hij daar zijn ontslag om heel eventjes politiek secretaris van de afdeling Mechelen te worden, tot zijn verkiezing in het nieuw federaal comité in juni 1977, samen met Hubert van Kerkhoven (Mechelen), Dirk Knegtel (Sint-Katelijne-Waver), Ronald Jenkinson (Willebroek), Modest de Smet (Blaasveld) en John Wilemsen (Kessel). Van 1977 tot 1981 was hij dan federaal secretaris van de federatie Mechelen (als politiek secretaris van de afdeling werd hij dan opgevolgd door Hubert van Kerkhoven, die al “organizatiesekretaris” van de federatie was). Eigenlijk had men voor beide functies sterk moeten aandringen, want zo ambitieus was hij niet, met interesses die meer gebruikelijk zijn voor een jonge man. In 1978 werd hij niettemin in het arrondissement Mechelen-Turnhout lijsttrekker voor de Kamer bij de parlementsverkiezingen. Het federaal congres van 3 maart 1979 had hem aangeduid als kandidaat voor het Centraal Komitee en door het 23ste partijcongres op het einde van diezelfde maand werd hij bovendien dan ook verkozen als lid daarvan, als één van de jongsten ooit en dit na voordracht van iemand van het politiek bureau die achter zijn ideeën stond en hem gevraagd had om zich kandidaat te stellen op het partijcongres. In 1979 was hij ook nog plaatsvervangend kandidaat bij de eerste verkiezingen voor het Europees Parlement, maar de partij behaalde geen goede resultaten. In september 1980 werd Ronny Jenkinson dan ontslagen als federaal secretaris van Halle-Vilvoorde en om hem uit de werkloosheid te halen, werd die opgevist als federaal secretaris van Mechelen, met een BTK-contract (Bijzonder Tijdelijk Kader), nadat eerdere verzoeken om een vrijgestelde door de partij geweigerd waren. Justin, die teveel werk had door de nieuwe opdracht in Keerbergen en wat met de gezondheid sukkelde, werd dan voorzitter van de federatie, een nieuwe functie. Door het aanstellen van een federaal secretaris werd de naam “federaal secretariaat” veranderd in “federaal bureau”, waarvan de secretaris plus drie leden (later dan voorzitter en de secretaris plus twee leden) deel uitmaakten. Als lid van het Federaal Bureau van Mechelen was hij mee verantwoordelijk voor het hele arrondissement Mechelen, dus ook voor Willebroek, waar een afdeling met zo'n 50 leden actief was (vandaar de uitnodigingen en verslagen van die afdeling in dit archief). Daarbuiten waren er ook nog leden in Lier, Kessel (deelgemeente van Nijlen), Heist-op-den-Berg, Bornem en ook nog een paar leden in Puurs. De partij was dus vertegenwoordigd in alle gemeenten van het arrondissement, wat vooral tijdens verkiezingscampagnes heel wat werk meebracht. Alles bij elkaar telde de federatie zo’n 120 leden, natuurlijk niet allemaal even actief. Hij ging in die periode ook regelmatig naar vakbondsvergaderingen en nam tevens deel aan acties (stakingen en betogingen), maar dat was meestal specifiek ACOD-Onderwijs (als leraar). Ter vervanging van de gestencilde blaadjes van de afdelingen, werd in december 1979 nog begonnen met een nieuw federaal tijdschrift “Vuist”, waarbij Ronny Jenkinson verantwoordelijk was voor het drukken op offset, Justin voor de inhoud en ze samen de verspreiding deden.
In 1980 was Justin de auteur van de ontwerptekst voor het onderwijsprogramma van de partij en vanaf dat jaar werd hij door het centraal comité belast met de relaties met de buitenlandse zusterpartijen, want de commissie Landsverdediging waarvan hij voorzitter was, kwam toch niet van de grond. Hij heeft in die functie de partij vertegenwoordigd op verscheidene buitenlandse partijcongressen.
Hij was in Mechelen ook goed gekend bij de jeugd en al wie zich vooruitstrevend noemde en was dan ook actief binnen allerlei actiegroepen, waarbij niet mag vergeten worden dat de partij zelf ook betrokken was bij of zelfs vertegenwoordigd in diverse actiegroepen en comités, al vond Jef Turf dat er meer belang gehecht moest worden aan de arbeidersstrijd. Van het Mechels Antifascistisch Aktiekomitee (MAFF) was hijzelf de stichter en drijvende kracht, wat het dikkere dossier in deze inventaris verklaart. Ook in de Boycot Outspan Actie (BOA) was hij zeer actief. Voor de periode na zijn ontslag uit de KPB, valt vooral het comité te vermelden dat hij samen met de RAL opgericht heeft voor steun aan dissidenten in de landen van het “reële socialisme” (zoals voor Solidarnosc in Polen: hij was voorzitter van dit comité “Solidariteit Polen-Mechelen) en ook het Ierland-comité, dat begon als deelgroep van de Culturele Centrale 't Atelier van het ABVV-Mechelen, maar hoe langer hoe meer een autonoom karakter en dito werking kreeg.
In hetzelfde jaar 1980 huurde hij (op eigen naam, want er was nog geen vereniging met rechtspersoonlijkheid) een huis aan de Koningin Astridlaan te Mechelen, bestemd als partijlokaal, maar vanaf 1980 was er ook toenemende onenigheid binnen de partij over het eurocommunisme en de democratie in de partij en in de zogenaamde socialistische landen (tegenover de neo-Stalinistische, op Moskou gerichte houding van het hoofdbestuur). In 1981 werd hij met de rest van het federaal bureau door het Centraal Komitee gesanctioneerd wegens het openbaar maken van deze discussie (in de praktijk voor het in een socialistische krant aanvallen van het standpunt van de partijvoorzitter inzake de Franse zusterpartij en hun houding tegenover gastarbeiders). Zijn verdediging werd onmogelijk gemaakt en van Jef Turf kwam ook geen steun, maar toch kreeg hij nog één stem tegen en twee onthoudingen van enkele “moedige mensen”. In hetzelfde jaar volgde dan het ontslag van het voltallige federaal bureau van Mechelen na de weigering van de partijtop om het democratisch centralisme te vervangen door meer democratische regels van interne orde. Justin stapte tegelijk op uit de partij, samen met Ronald Jenkinson en Dirk Knegtel stapte uit de Vlaamse Raad (het vierde lid van het ontslagnemend bureau was Raf de Bruycker, politiek secretaris van de afdeling Willebroek). Uit solidariteit nemen nog dertien andere partijleden in Mechelen ontslag. Om hun ideeën verder uit te blijven dragen werd dan vzw De Veste opgericht en gestart met het blad “Tamtam”. Hij kreeg ook een vrije tribune in het progressief tijdschrift “De Nieuwe Maand”, wat hard moet aangekomen zijn bij de partijleiding, want er kwam geen reactie en vanaf dan werden zij doodgezwegen (damnatio memoriae). Onrechtstreeks vernam Justin echter dat de discussies tijdens het volgende partijcongres voor een deel over hun ideeën gingen en vanaf dan versnelde de leegloop uit de KPB. Eén jaar later wordt wegens geldgebrek een einde gemaakt aan de activiteiten van de vzw De Veste (met nog een moeilijke afloop voor het gehuurde lokaal).
Justin's politieke betrokkenheid stopte hier niet, want in 1982 nam hij deel aan een initiatief van Elcker-Ic Mechelen om tot een progressieve eenheidslijst (Links Eenheidsfront Mechelen) te komen bij de gemeenteverkiezingen van dat jaar. Samen met Rob Feremans (RAL) stelde hij een tekst op over werkloosheid. De gesprekken verzandden echter door wantrouwen en sektarisme en de onderhandelingen mislukten. Hij werd dan lid van Agalev, samen met Dirk Knegtel en Ronnie Jenkinson. Er was echter veel tegenwerking van conservatieve kant en na de – overigens succesrijke – verkiezingscampagne verliet hij ook die partij.
Er volgde dan een lange periode van bezinning en twijfels, gepaard gaande met een zware zenuwinzinking, maar in 1989 word hij lid van de Socialistische Partij, zelfs bestuurslid van de wijkafdeling Heide en Dijle en lid van het Mechels partijbestuur tot 1991. Vanaf 1991 was hij bestuurslid van de wijkafdeling Nekkerspoel-Nieuwendijk. Rond de eeuwwisseling was er een ernstige crisis in de Mechelse SP en werd hij niet meer uitgenodigd op de vergaderingen. Sporadisch ging hij dan nog wel eens naar een algemene vergadering, tot ook daaraan een einde kwam, al bleef hij tot op heden wel lid van de partij.
Vanaf 1989 was hij tijdens de vakantieperiodes al actief als reisleider bij diverse touroperators en sinds zijn pensionering vanaf 1 september 2011 is hij nog zelfstandig reisleider in bijberoep.
Publicaties :
* J. Van Moer, Het dialektisch materialisme. Een synopsis van de materialistische wereldbeschouwing en van de dialektische methode, Antwerpen (uitgave in eigen beheer), 1975, 29 gestencilde pp. (ongewijzigde herdruk [wel met voorwoord, uitbreiding van de bibliografie en resoluties van het federaal congres te Mechelen in 1979], Mechelen, 1999, 40 pp.).
* J. Van Moer, Anticrisisstandpunt voor de KPB in De Nieuwe Maand. Tijdschrift voor politieke vernieuwing, dl. 24 (1981), nr. 10, pp. 773-783 [de in het tijdschrift verschenen versie verschilt nogal aanzienlijk van de ontwerptekst in het archief].
Meer politieke bijdragen heeft hij niet geschreven, buiten tekstjes in partijblaadjes. Dat werd – aldus de bewaargever zelf – ook niet aangemoedigd, integendeel. Hij schreef wel wat meer over klassieke talen.
naar boven II. Het archief – inhoud en historiek
De indeling van deze inventaris en dus ook het klassement is volledig van onze hand. Dat betekent natuurlijk niet dat we een bestaand klassement uiteen getrokken hebben ten voordele van een chronologische of thematische indeling die ons logischer leek. Daarbij zouden we niet altijd direct zichtbare verbanden tussen documenten voor altijd verbroken hebben en dat is uiteraard tegen de regels van de kunst. Men moet echter ook rekening houden met de historiek van een fonds en het probleem met dit was nu juist dat het nooit geordend geweest is, ook niet door de bewaargever zelf. Volgens diens eigen verklaring – zij het dan 30 jaar later – is alles altijd op een hoop gelegd, alle mogelijke onderwerpen ondereen. Die hoop werd natuurlijk regelmatig wat dooreen gehutseld, want het was tenslotte een levend archief, zodat er ook geen chronologische ordening was, hooguit per jaar (voor de laatste jaren dan) en dan nog. Door tijdsgebrek en andere interesses is het er nooit van gekomen om zijn archief te klasseren, tot plaatsgebrek na een verhuizing hem ertoe noopte alles aan het stadsarchief te schenken.
In januari 1999 werd Justin door het Amsab gecontacteerd – n.a.v. het onderzoek van een studente geschiedenis die een thesis maakte over het eurocommunisme (allicht S. Van Beurden, De KPB (1968-1982) : teloorgang van een communistische partij. Onuitgeg. licentiaatsverhandeling Geschiedenis Katholieke Universiteit Leuven, 1999, 143 pp.) – met een vraag naar zijn eventuele archief. Na twee telefoontjes van Justin aan het Mechelse stadsarchief, liet wat later toenmalig stadsarchivaris H. Installé weten dat het teruggevonden was en door een medewerkster (Livia Geens) toegevoegd aan het verzamelfonds “Varia”. Het werd in de inventaris daarvan opgenomen als “V 876: Archief van de Kommunistische Partij. In- en uitgaande post (s.d.) (12 dozen). Binnengebracht door dhr. Van Moer in 1985”. Ondertussen had Justin wat fotokopies opgestuurd uit een dossier dat hij nog thuis liggen had, samen met enkele nummers van het federale tijdschrift “Vuist”, wat de onvolledige verzameling ervan zal zijn die het Amsab nu heeft en wat tegelijk verklaart waarom er van dit tijdschrift (waar hij nochtans verantwoordelijk voor was wat de inhoud betrof en waarvoor hij ook artikels en edito's schreef2) slechts het eerste nummer in het archief steekt (gelukkig hadden we zelf thuis de volledige reeks liggen, die we nu aan het stadsarchief schonken3).
Een vluchtige blik op de inhoud moet toen in het stadsarchief geleid hebben tot een etikettering van de kartons, maar nooit tot een plaatsingslijst. Zelfs die etiketten bleken bedrieglijk, want niet alles over die onderwerpen of periode stak daarin en er staken ook andere dingen in, overigens zonder enig verband, het waren maar stapels. Voor de weinige mappen die er waren, geldt dezelfde opmerking. Wat een dossier leek, was soms (op enkele uitzonderingen na) maar een toevallig opschrift op een farde of bestond slechts uit enkele bladen, meestal dan nog onvolledig en “aangevuld” met qua onderwerp of periode totaal ongerelateerde documenten, die ergens moesten opgeborgen worden. Ook enkele ringmappen met een poging tot klassement bleken niet helemaal volledig of consequent te zijn. Deze etiketten luidden:
Kartons 1-3: “Pamfletten – tijdschriften – fardes – kranten –stickers - … zonder datum”
Karton 4: “Allerlei briefwisseling, stencils, propaganda, tijdschriften – 1966-1969”
Karton 5: “Allerlei briefwisseling – stencils – propaganda - tijdschriften + fardes, 1973 – 1974 – 1975 – 1976”
Karton 6: “Partijscholing '74/'75 KPB” / “KPB basiscursussen 1975-1976” / “Nationale kaderschool 1975”
Karton 7: “Allerlei briefwisseling – stencils – propaganda – tijdschriften – ... 1977”
Karton 8: “Allerlei briefwisseling – stencils – propaganda - tijdschriften + fardes: 1977-1978 + financiële verrichtingen 1979”
Karton 9: “Allerlei briefwisseling – stencils – propaganda - tijdschriften + fardes 1979”
Karton 10: “Fardes, 1979 – 1980 – 1981 – 1982 -1983”
Karton 11: “Allerlei briefwisseling – stencils – propaganda – tijdschriften 1980 1982”
Karton 12: “Allerlei briefwisseling - stencils - propaganda - tijdschriften 1981”
In overleg met de originele bewaargever (we baseerden ons op zijn autobiografie, plus zijn opmerkingen en antwoorden op onze vragen), zijn we dus eerst moeten overgaan tot een klasseren van duizenden losse papieren en het was uiteraard onbegonnen werk om die allemaal te nummeren (vermits er nauwelijks ordening was, was er al zeker niet de minste nummering) met het oog op het opstellen van een concordantielijst (er viel gewoon nergens naar te verwijzen). Dit laatste werkt trouwens intuïtief, doordat we een chronologische onderverdeling aangehouden hebben vóór de thematische, zoals de plaatsing in de kartons ook 'ongeveer' was. Voor zover ons bekend, werd het fonds toch ook nooit eerder geraadpleegd; het lag nog te vers in het verleden.
Een bijkomend probleem was dat vele stukken (vooral brochures en pamfletten, maar ook ledenblaadjes, partij-informatie en zelfs brieven) niet gedateerd waren. Soms konden we ons op de chronologische context baseren, maar dat was lang niet altijd betrouwbaar, zodat we moesten zien te achterhalen wanneer die dag van de maand op die weekdag viel, wanneer de partij dat lijstnummer had voor een of andere verkiezing, wanneer die minister die post had, enzovoort. Er werd ook veelvuldig uit het geheugen van de bewaargever geput om stukken zonder datum of doel te kunnen duiden.
Het oorspronkelijk klassement (t.t.z. zoals wij het aantroffen; van de bewaargever zelf?) van dit fonds bestond uit ogenschijnlijk chronologische reeksen (alles bijeen per jaar of enkele jaren), maar zonder - op enkele uitzonderingen na - verdere onderverdeling in series (van redactioneel gelijkvormige stukken) of rubrieken (per inhoud), om nog even die oude terminologie te gebruiken.
Vermits er per “reeks” toch weinig verband was tussen de stukken (zelfs niet in chronologische volgorde), hebben we eerst geprobeerd een idee te krijgen van de inhoud door alles te sorteren in series (uitnodigingen, verslagen, briefwisseling, etcetera en dat per organisatieniveau) plus enkele dossiers (die meestal al - geheel of gedeeltelijk - in mapjes verzameld waren. Ook de “overschot” werd zo goed mogelijk in rubrieken ondergebracht, zoals de archiefstukken met betrekking tot diverse actiegroepen, partijpublicaties allerhande en vele tijdschriften. Vooral de eerste drie kartons hebben we eerst zo thematisch moeten ordenen, om daarna alles bij de betreffende periode – stukken uit andere kartons – onder te brengen. Voor de laatste jaren (1977 tot 1982) was er zo'n één tot anderhalf karton per jaar, waarin de stukken ook grosso modo per jaar bijeen staken. Voor de voorgaande periode staken er meer jaren in één karton en alles nogal dooreen. Zelfs die jaarbundels (of “meerjarendozen”) moesten aangevuld worden met de vele archiefbestanden of losse archiefstukken die over de eerste drie kartons (“sine dato”) verspreid waren. Die zogenaamd “chronologische reeksen” waren trouwens een illusie, want daar staken ook documenten en dossiers van andere jaren in, meestal zonder enig verband met de rest van de wanorde.
We hebben ons dan gebaseerd op de autobiografie die de bewaargever ons bezorgde, om archiefafdelingen te maken volgens zijn politieke “loopbaan”: de twee delen van zijn studietijd (Rijksuniversiteit Gent, Vrije Universiteit Brussel, met de Vlaamse Kommunistische Studenten enzovoort), de twee delen van de tijd bij de afdeling Antwerpen-Kiel (tot 1973 weinig actief door zijn eerste werk als studiemeester, huwelijk, legerdienst en interims en dan tot 1977 bestuursfuncties in die afdeling en de federatie Antwerpen), na zijn echtscheiding en verhuizing de vier actieve jaren bij de afdeling en federatie Mechelen als politiek secretaris (met twee jaar ook in het Centraal Komitee en de Vlaamse Gewestraad) en dan tot slot nog anderhalf jaar politieke activiteiten na zijn ontslag uit de partij, met de poging tot vorming van een Links Eenheidsfront voor de gemeenteraadsverkiezingen, na een tijdje opgegeven voor medewerking met Agalev. Dat karton 4 met 1969 eindigde en karton 5 met 1973 begon, heeft ook te maken met die weinig actieve periode, al stak er tussen de documentatie in de eerste drie kartons wel een klein beetje met betrekking tot die jaren, waarmee die periode dan ook gereconstrueerd werd. In de periode 1975-1976 is er al overlapping: door zijn beroepsactiviteiten in Mechelen, werd hij daar ook al politiek actief binnen de afdeling en federatie Mechelen, hoewel hij dat ook nog was in Antwerpen. Door zijn verhuizing naar Mechelen eind 1976, konden we alles van 1977 en volgende jaren volledig bij de Mechelse periode klasseren.
Nadien hebben we die archiefafdelingen verder gerubriceerd volgens de verschillende niveaus van de partij en haar werking (met een aantal series en dossiers) en dossiers over andere actiegroepen waarin hij actief was, dit alles met respect voor de weinige dossiers die er waren. Vermits er voor de Mechelse tijd veel meer archiefbestanddelen waren, hebben we die periode verder onderverdeeld per jaar, ook omdat er oorspronkelijk zo'n reeksen in de laatste kartons bestonden en het zo duidelijk blijft waar de stukken uit die kartons gebleven zijn bij het herordenen. Zeker alle series van uitnodigingen en verslagen, briefwisseling en dergelijke hebben we zo gereconstrueerd, zonder daarvoor iets anders te moeten uiteen trekken. In wezen hebben we dus de chronologische ordening behouden voor zover die er was (om zeker niet in de val van het verzamelen te vallen en dossiers te gaan aanleggen die nooit bestaan hebben, volgens onze eigen interesse post factum) en ze aangevuld met de verspreide stukken en daarbinnen een hiërarchische en thematische onderverdeling (naar het model van de reeds aanwezige dossiers over de onderwijscrisis, de werkloosheid, de afbraak van de NMBS, het lokaal “De Veste”, Agalev, ...) aangebracht die ook al gedeeltelijk aanwezig was, zij het dan beperkt, onvolledig, ondereen en zonder structuur.
Bij
de oorspronkelijke twaalf
kartons kwamen er nog vijf bij omdat de stevige, zuurvrije mapjes
waarin we klasseerden natuurlijk ook een dikte hebben. Tot slot werd
een doorlopende inventarisnummering toegevoegd aan de
beschrijvingen, zodat er geen nood meer was aan kartonnummers.
Nietjes, schuivertjes en ringkaften werden uiteraard verwijderd.
Dubbels (twee kartons) werden eveneens verwijderd,
zodat er nog vijftien kartons overblijven. Op
10 september 2015 was er op de valreep ook nog een tweede deponering
gevolgd, bestaande uit een map met aanvullende stukken uit de jaren
1981-1982, vroeger uit het archief gelicht (voornamelijk rond
het ontslag uit de partij en kort daarna; originele documenten en wat kopies van stukken waarvan de originelen reeds in het archief
staken) en een map met stukken rond de Socialistische Partij en
de Culturele Centrale 't Atelier van het Vlaams ABVV (onder andere
rond Ierland en Chili).
Het
is niet allemaal strikt privé archief, het bevat ook vele
stukken uit hoofde van zijn functie (bijvoorbeeld brieven aan en van
de federale secretaris). Het
was echter – in de eigen woorden van de bewaargever –
allemaal zijn persoonlijk archief en in het leven kun je dat soms
moeilijk splitsen. Hij heeft nooit een archief ontvangen van iemand
anders (zijn voorganger in een bepaalde functie) en het was ook nooit
zijn bedoeling om zijn archief aan iemand anders (een opvolger) over
te maken. Het was trouwens ook nooit de bedoeling om zo vroeg de
KPB te verlaten. De gebeurtenissen zijn gewoon hun eigen gang gegaan.
Dat onderscheid tussen persoonlijk en partijarchief werd gewoon
niet gemaakt door de archiefvormers zelf. Die in theorie
verschillende archiefdelen geraakten van nature gemengd en dus is het
nu ook niet zo evident om het fonds te gaan scheiden volgens de
archivalische inzichten en richtlijnen van nu.
Een
chronologische indeling van een archief is ook niet het beste
criterium, omdat sommige stukken dan moeilijk te klasseren kunnen
blijken of thematische dossiers je periode kunnen overlappen.
Maar dat was nu eenmaal de hoofdindeling zoals we ze aantroffen. Het
interessante aan dit fonds is tevens dat het geen verzameling is,
maar unieke briefwisseling en handschriftelijke verslagen bevat,
naast zeldzame tijdschriftjes. Het weerspiegelt alle problemen van de
zestiger en zeventiger jaren die de communisten toen interesseerden,
als voorvechters van de vrede en gelijkberechtiging en tegen alle
vormen van onderdrukking: anti-Vietnamoorlog, gevangenneming
Angela Davis, tegen Apartheid, tegen fascisme, tegen de
atoombewapening, voor het vreemdelingenstemrecht. Maar ook de grippistische begeestering van een jonge enthousiasteling, de
moeilijke strijd voor het eurocommunisme – met een “kritische
solidariteit” met de socialistische landen – en meer
basisdemocratie binnen de partij. Zoals de bewaargever ons zelf
recentelijk schreef, is hij zich ervan bewust – ondanks de
hoeveelheid van het archief waarvan hij nu zelf onder de indruk is –
dat er ook veel lacunes zijn. Sommige
dingen (uitnodigingen voor en verslagen van allerlei vergaderingen)
heeft hij niet bewaard omdat het toen gewoon niet zijn bedoeling was
een archief te maken. Over andere onderwerpen (kritische houding
ten opzichte van de Sovjetunie, China, enzovoort) werd er gewoon niet
veel op papier gezet, omdat het controversiële onderwerpen
waren. Nog andere dingen (tijdschriften, vlugschriften, ...) werden
blijkbaar zo succesvol verspreid dat er geen van overblijven.
Aanvraag
en methode van verwijzen De
archiefbestanden in de leeszaal schriftelijk opvragen met vermelding
van het fondsnummer V
876
en de nummers van de doorlopende nummering (slechts aaneensluitende
nummers op één fiche) der archiefbestanden en
korte beschrijving van het fonds (bijvoorbeeld:
politiek
archief J. Van Moer – KPB). De
juiste verwijzing is: SAM, V 876 (Politiek privé archief van
Justin Van Moer …), nrs. xxx-xxx.
Voorwaarden:
de
raadpleging
is
vrij
Er
komen teveel onderwerpen ter sprake in deze inventaris om hier naar
literatuur daarover te kunnen verwijzen. Zelfs uitsluitend over de
KPB en haar voormannen is er
geen recente
retrospectieve bibliografie
voorhanden, al hopen we er binnenkort zelf een dergelijke on
line te publiceren. Er wordt wel – naast de archieven - een
bibliografie opgegeven door Rik Hemmerijckx4,
maar die is heel beknopt. Ook
Els witte beperkte zich tot zeven titels en wat CRISP-dossiers5.
Hetzelfde geldt voor wat de bibliografie betreft die geproduceerd
werd door het Gentse Seminarie voor Politieke Wetenschappen (nadien:
Centrum voor politiek-wetenschappelijk onderzoek VZW)6.
We
willen ook nog verwijzen naar de bibliografie van Marc Willems7,
afgesloten
vóór het einde van de door ons onderzochte periode.
Wel werd de betreffende historiografie al meermaals geanalyseerd, met
name door Rudy Van Doorslaer, de Vlaamse autoriteit ter zake8,
de Waals-Brusselse specialist José Gotovitch9
(een
vrij volledig, chronologisch en thematisch overzicht, het meest
recente ook, maar uiteraard alweer ietsje verouderd),
wiens belangrijkste artikels, onder vier hoofdingen gebundeld, enkele
jaren geleden opnieuw uitgegeven werden
10
en de Leuvense slavist Idesbald
Goddeeris11. Het
Dacob zorgde ook voor
wat ze zelf “de meest uitgebreide KPB-bibliografie voorhanden”12
noemen13,
doch dit is geen opsomming van studies over de KPB, maar van KPB-uitgaves14
of uitgaves die vrij direct aan de Partij zijn gelieerd.
Periodieken werden er niet in opgenomen, daarvoor is er het repertorium van Milou Rikir15.
Verder bestaan er wel enkele algemene historische
syntheses (buiten de in tijd of plaats meer beperkte) van de hand van André Mommen (1980)16, Rudi
Van Doorslaer (1981)17,
José Gotovitch (1997)18
en Claude Renard (2009)19.
Voor de periode van deze inventaris vallen er verder in hoofdzaak wat recente biografieën en
autobiografieën aan te halen, wat begon met de biografische thesis over voorzitter Louis Van Geyt20,
recentelijk aangevuld met Libres Entretiens21;
dertien jaar na de eerste kreeg ondervoorzitter Jef Turf zijn biografische eindverhandeling22,die
hij zelf tien jaar later aanvulde met een autobiografie23; Jan
Debrouwere (politiek directeur van de Rode Vaan), schreef in 1992 direct zijn autobiografie24
Tot slot wensen we nog enkele verhandelingen25 te vermelden die deze
periode, wat controversiële thema's en het einde van de partij behandelden: Luc
Peiren analyseerde de partij tussen 1958 en 1965 (het jaar dat Justin
lid werd)26,
Veerle Van de Moortel had het over de houding van de KPB tegenover de controversen binnen
de internationale communistische beweging27, Soetkin
Van Muylem beschreef de invloed van het eurocommunisme28,
Siggie Vertommen betreurde de onvoldoende emancipatie van de vrouw
binnen de partij29
en Sarah Van Beurden betitelde wat Justin's actieve periode was
als de “teloorgang van een communistische partij”30.
1 Deze
lange biografische schets werd opgesteld aan de hand van een
autobiografie die de bewaargever ons bezorgde, aangevuld met een
wisselwerking van mondelinge en schriftelijke vragen en antwoorden
om het fonds te helpen ordenen en tegelijk het verhaal aan te
vullen.
2 Van
de belangrijkste artikels steken de ontwerpen trouwens wél in
het archief.
3 Opgenomen
bij de tijdschriftenverzameling als
T
21956.
4 Hemmerijckx
(R.), De
communistische partijen
in Eeckhout
(P., Van den)
en
Vanthemsche
(G.) (red.),
Bronnen voor de
studie van het hedendaagse België 19e-21e eeuw,
Brussel (Koninklijke commissie voor geschiedenis), 2009, pp.
799-808.
5 Witte
(Els), Aperçu
des études consacrées aux partis belges
in Hasquin
(Hervé) (red.), Histoire
et historiens depuis 1830 en Belgique. Themanummer van Revue de
l’Université de Bruxelles,
1981, 1/2, p. 97-124 [ook on line],
<http://digistore.bib.ulb.ac.be/2011/DL2503255_1981_1_2_000.pdf>,
(opgehaald op 26/11/2015).
6 Waele
(Maria,
De), Gaus (Helmut)
en
Uytterhaegen
(Frank),
Beknopte
Bibliografie van de Politieke en Sociaal-Ekonomische Evolutie
van België 1918-1980
,
Gent, 1983, (XII-228 pp.), pp. 41-42: “De
KP”
en p. 43: “Biografieën
en memoires van kommunistische politici”
(ook
beperkt gebleven in de uitgaven van 1986 en 1988, met nog een vierde
in 1992).
7 Willems
(Marc), Bibliografie van de Belgische politieke partijen, 2
dln. (Voor 1940 / Periode
1945-'77), Leuven, 1978, VIII-120 en VIII + 145 pp.
8 Doorslaer
(R., Van),
De
Kommunistische Partij en haar geschiedschrijving, een kritische
analyse in
Vlaams Marxistisch
Tijdschrift, jg.
12, nr. 1, 1979, pp. 25-36.
9 Gotovitch
(J.), À
la recherche d'une historiographie du Parti communiste en Belgique
in Nandrin (Jean-Pierre) (red.), Bilans
historiographiques
(Facultés
universitaires Saint-Louis. Cahiers
du CRHiDI,
30), Brussel, 2008, (26 pp.).
10 Gotovitch
(J.),
Du
communisme et des communistes en Belgique. Approches critiques
(Recueil
d’articles)
(voorwoord door P. Lagrou),
Brussel, 2012, 436 pp.
11 Goddeeris
(I.), Passions and ideals. Belgian historiography on Belgian communism
in Revista
de historiografia,
dl. 6, afl. 10 (Comunismo
e historiografía tras la caída del Muro),
2009, pp. 51-60.
12 Een
herziening, herschikking en aanvulling van de bibliografieën
van Bernard Dandois (Bibliografie
van de kommunistische beweging in België in VMT Cahier 2:
Een geschiedenis van het Belgisch kommunisme, 1921-1945,
Gent, mei 1980, pp. 118-150), Jacques Elias (Archives
du PCB 2: Catalogue des livres et brochures publiées en
Belgique
(Inventaires et catalogues,
2), Brussel, 1986, 93 pp.) en de Stichting Joseph Jacquemotte
(Catalogue des
brochures communistes. 1ère partie: des origines à
septembre 1944,
s.l.n.d.,
12 pp.).
13 [Beerten
(J.)], Bibliografie
van de Communistische Partij van België en ‘verwante’
organisaties,
s.l. [Brussel] (Dacob), 2009 (update 2007, herzien 2009), [on line],
<www.dacob.be/ONLINETEKSTEN/Bibliografie%20van%20de%20KPB%202009.pdf
>, (opgehaald 03/07/2015), 126 pp.
14 Ook
van de verschillende partijcommissies, van federaties en lokale
afdelingen.
15 Rikir
(M. E.), Archives
du PCB 1: Répertoire des périodiques: 1. Les
communiste (Inventaires
et catalogues,
3),
Brussel, 1986, 436 pp. Zie
ook Les
périodiques du PCB/KPB et de ses organisations,
CArCoB, 5 pp. [on line],
<http://www.carcob.eu/IMG/pdf/periodiquescommunistes.pdf>,
(opgehaald op 16/08/2015).
16 Mommen
(A.),
De
geschiedenis van de Kommunistische Partij van België
in
Tijdschrift
voor Diplomatie,
jg. 6, 1980, pp. 561-566.
17 Doorslaer
(R., Van),
Kommunistische
Partij van België
in
Spiegel
historiael. Maandblad voor geschiedenis en archeologie,
jg. 16, nr.
4, Hilversum,
1981, pp. 207-209.
18 Gotovitch
(J.),
Qu’est-ce
que le Parti communiste de Belgique. A quoi a-t-il servi? Quelques
propositions pour en comprendre l’histoire et la signification
in
Brood
& Rozen. Tijdschrift voor de Geschiedenis van Sociale
Bewegingen,
jg. 1997, nr. 4, pp. 9-23; Id.,
Histoire
du Parti Communiste de Belgique
in
Courrier
Hebdomadaire du CRISP,
nr. 1582, 1997/37, pp. 1-36 [ook on line als
CRIS_1582_0001.pdf]
<http://www.cairn.info/load_pdf.php?download=1&ID_ARTICLE=CRIS_1582_0001>,
(opgehaald
op 20/09/2015).
19 Renard
(C.),
Contribution
à l’histoire du Parti communiste de Belgique,
Brussel, 2009, 28 pp. [on
line]
<http://www.carcob.eu/IMG/pdf/contribution_histoire_du_pcb.pdf>
(opgehaald op 17/08/2015).
20 Vekeman
(H.),
Een
politieke biografie van Louis Van Geyt.
Onuitgegeven
licentiaatsverhandeling
Politieke
Wetenschappen RUG, Gent, 1989, 151 pp.
21 Lemaître
(J.),
Louis
Van Geyt. La Passion du Trait d’Union. Libres Entretiens
(voorwoord door P. Moureaux), Nijvel, 2015, 440 pp.
22 Coninck
(S.,
De),
Jef
Turf. Een politieke identiteit van een communist.
Onuitgegeven
licentiaatsverhandeling Nieuwste
Geschiedenis
RUG, Gent, 2002, [ook als e-thesis on line],
<http://www.ethesis.net/jef_turf/jef_turf_inhoud.htm>
(geraadpleegd 14/08/2015), 259 pp.
23 Turf
(J.),
Memoires
: van kernfysicus tot Vlaams communist,
Tielt, 2012, 280 pp.
24 Debrouwere
(J.),
Waarom
valt Icarus ? Het communistisch netwerk
(Mensen
en feiten,
5), Leuven, 1992, 205 pp.
25 Ondertussen
al iets minder recent is
het overzicht van Hoeylandt
(O.,
Van),
Geysen (W.)
en
Lievyns
(L.),
Bibliografie
van thesissen met betrekking tot de geschiedenis van de KPB
in
Brood & Rozen. Tijdschrift voor de geschiedenis van sociale
bewegingen,
jg. 1997, nr. 4, pp. 156-158.
26 Peiren
(L.),
De kommunistische partij van België tussen 1958 en 1965, een
partijanalyse.
Onuitgegeven licentiaatsverhandeling Geschiedenis VUB, Brussel, 1988, 2 dln., 485 pp.
27 Moortel
(V.,
Van
de),
Bijdrage tot de geschiedenis en problematiek van de kommunistische partij van
België sedert 1968 : haar houding inzake enkele kontroversen
binnen de internationale kommunistische beweging.
Onuitgegeven licentiaatsverhandeling Nieuwste Geschiedenis RUG, Gent, 1981, 2 dln., 487 pp.
28 Muylem
(S.,
Van),
Eurocommunisme
in de KPB: casus Gent.
Onuitgegeven licentiaatsverhandeling Nieuwste Geschiedenis
RUG, Gent, 2002.; Id.,
De
invloed van het eurocommunisme op de werking van de Communistische
Partij van België.
Onuitgegeven licentiaatsverhandeling Politieke Wetenschappen RUG, 2 dln., Gent, 2002.
29 Vertommen
(S.),
Hoe
de KPB het feminisme links liet liggen. De emancipatiegraad van de
vrouw in de Kommunistische Partij van België, 1921-1991.
Onuitgegeven
licentiaatsverhandeling
Geschiedenis
RUG,
Gent, 2006, 298 pp.
30 Beurden
(S.,
Van),
De
KPB (1968-1982) : teloorgang van een communistische partij.
Onuitgegeven
licentiaatsverhandeling
Geschiedenis
KUL, 1999, 143 pp.