Synopsis van nr. 1
450 jaar na het uitbreken van de Beeldenstorm, bleek dat de literatuur over de vernielingen en plunderingen te Mechelen (hoe beperkt die binnen de stadsmuren ook was) slecht gekend is en ook wat ontoereikend wat de historiografie betreft. Oude uitgaven en handgeschreven kronieken werden vergeleken om de echte verhalende bronnen en de juiste feiten te achterhalen van wat zich toen binnen en buiten de muren afgespeeld heeft, resp. op St.-Bartholomeusavond en -dag.
Er waren veel verschillende genres en de auteurs hadden allemaal een bijbedoeling, maar in hun vooringenomenheid blijken de tijdgenoten bij hun weergave van de feiten toch objectief geweest te zijn. Uiteindelijk waren er maar weinig originele kronieken en verslagen. In de late zestiende eeuw kwamen dan de eerste geschiedschrijvers. Die van de zeventiende eeuw schreven netjes van hun voorgangers af. De achttiende eeuw zag de voorloper van wetenschappelijk werk (ijverig, maar zonder zin voor kritiek). Na het einde van het Oud Regime, waren inventarisatie en politieke polemiek de motto's van de negentiende eeuw.
De duidelijke lijn was dat katholieke boekschrijvers van hun geloofsgenoten afschreven, calvinisten van de druksels van andere protestanten en kroniekschrijvers van andere manuscripten die ze in handen kregen. Van de zestiende tot de negentiende eeuw schreven ze allemaal voor de goede zaak (een ideaal of hun eigen positie, meestal gecombineerd). Eerst in de twintigste eeuw deed E. Van Autenboer degelijk historisch onderzoek, wat sindsdien alleen maar gereproduceerd werd en wat onduidelijk was in de samenvattingen. Het aspect van de historiografie belichtte hij trouwens niet.
De totaliteit van de beschreven feiten is heel gering, met weinig bronnen en toch werd er een zootje van gemaakt. Een tekstvergelijking maakte duidelijk dat alle gegevens slechts terug te vinden zijn in de 16de-eeuwse handschriften en we daarna slechts vaagheden, fantasie en fouten aantreffen, tot we aan de 20ste-eeuwse studies komen, die dan weer slecht samengevat werden.
Het is betreurenswaardig dat momenteel, in het kader van de popularisering, het euvel weer opduikt om geschiedenissen op te stellen aan de hand van secundaire bronnen en wat meer professionaliteit zou wenselijk zijn. Stadsgeschiedenis heeft hierbij nog toekomst als autonome historische subdiscipline, want het politiek-organisatorische aspect van de stad en de continuïteit van haar sociale verbanden blijkt een belangrijke rol gespeeld te hebben in het aanzetten tot en vooral het beteugelen van de Beeldenstorm.