Synopsis van nr. 20
Verstrepen (Hugo), “Gaudet Mechlinia stultis” … maar wie waren dan die “Mechelsche zotten”? Een locofaulistisch anachronisme in .MHT (Mechelse Historische Tijdingen. E-zine voor geschiedschrijving over de stad en heerlijkheid Mechelen), nr. 20, Mechelen, mei 2023, 132 pp., [online], <http://www.mechelsehistorischetijdingen.be/artikels/PDF/20.pdf>. Dit artikel behandelt de symboliek op een spotschrift op de Maneblusserij van 1687 (eigenlijk een koperets met een Nederlands en een Frans gedichtje eronder), met een dronken uil beneden vóór een herberg met een hoorn, enkele errond en nog wat rond de vermeend in brand staande Sint-Romboutstoren fladderende, die symbool staan voor onheilsverspreiders en dwazen. Het zijn verwijzingen naar enkele cruciale zinnetjes uit het Neolatijns gedacht van pater De Meyer. Van deze dwaze en komische vergissing zou dan ook, volgens onze voorgangers toch, het gezegde afgeleid zijn dat Mechelen zich verheugt in zijn zotten. Er is maar één probleem: we troffen dit gezegde reeds aan in een drukwerk van een jaar vóór de (al dan niet legendarische) klucht! Wie waren dan wel die zotten? Het lijkt erop dat bij de verplaatsing van het Hof van Brugge naar Mechelen ook de spotnaam van de inwoners der eerste stad mee verhuisd is, met tussen de vele andere dan wel de verklaring dat dit zou wijzen op de narren van het Hof of van de gilden (de gewapende of die der rederijkers). De twee spotternijen zijn nadien vermengd geraakt (vandaar ook de elitaire stropdas en pluimenhoed der uilen). Ook de verklaring voor Zalmeters hoort niet zo spottend te zijn.